Landelijke Transmurale Afspraak Chronische nierschade
De Grauw WJC, Kaasjager HAH, Bilo HJG, Faber
vroege fase behandeling en controle plaats-
Achtergronden EF, Flikweert S†, Gaillard CAJM, Labots-Vogele-Begrippen sang SM, Verduijn MM, Verstappen WHJM, Vle-
Een aandoening van de nieren kan zich op
ming LJ, Walma EP, Van Balen, JAM. Huisarts
type 2 en Cardiovasculair risicomanagement
– specifieke afwijkingen in het urinesedi-
worden richtlijnen gegeven voor bepaling
Inleiding
De Landelijke Transmurale Afspraak (LTA)
tie in de urine.2 Deze LTA geeft een verde-
– verlies van eiwit met de urine. Hier-
re uitwerking van het beleid, indien er bij
een werkgroep van het Nederlands Huisart-
deze patiënten een (micro-)albuminurie of
Internisten Vereeniging (NIV) en de Neder-
Daarnaast geeft de LTA richtlijnen voor het
– afname van de glomerulaire filtratiesnel-
landse Federatie voor Nefrologie (nfN).
beleid bij personen bij wie bij oriënterend
heid (GFR: glomerular filtration rate). Dit gaat
In het verleden waren nierfunctiestoornis-
urine- of bloedonderzoek (bijvoorbeeld van-
sen vooral het gevolg van klassieke nierziek-
klaring en een stijging van het serumcre-
ten, zoals glomerulonefritis, vasculitis en
interstitiële nefritis en van diabetes mellitus
Deze drie uitingen kunnen afzonderlijk of in
type 1. Momenteel is het aantal mensen dat
De LTA sluit aan bij de NIV/nfN-Richtlijn
combinatie met elkaar voorkomen. Voor de
het eindstadium nierfalen bereikt als gevolg
Chronische nierschade en andere richtlij-
van die aandoeningen in absolute zin aan
nen op dit gebied, gebruikt waar nodig aan-
het afnemen, terwijl het aantal mensen dat
vullende literatuur en is deels gebaseerd
Stadia van chronische nierschade
het eindstadium nierfalen bereikt als gevolg
op consensus.3 De LTA geeft ook aan welke
Volgens de internationaal geaccepteerde K/
van diabetes mellitus type 2, hypertensie of
patiënten goed door de huisarts begeleid
DOQI-richtlijnen (vastgesteld door het Ame-
atherosclerotisch vaatlijden fors is toege-
kunnen worden, bij welke patiënten consul-
rikaanse kwaliteitsinitiatief Kidney/Disease
nomen. Daarnaast is de laatste jaren steeds
tatie van een nefroloog wenselijk is, en bij
Outcome Quality Initiative) worden chronische
welke patiënten verwijzing naar de tweede
nieraandoeningen onderverdeeld in vijf sta-
nierfunctie een belangrijke risicofactor is
lijn aangewezen is. Verder geeft de LTA aan
dia (zie tabel 1). De indeling is gebaseerd op
voor het ontstaan van hart- en vaatziekten.
de aanwezigheid van afwijkingen in de urine
Het is daarom belangrijk dat bij patiënten
kingsafspraken gemaakt kunnen worden.
en de met de MDRD-formule geschatte GFR,
waarbij bij alle stadia gesproken wordt van chronische nierschade. In deze LTA komt
Kernpunten
het beleid bij personen met nierschade sta-
– Deze LTA geeft richtlijnen voor het beleid bij patiënten bij wie bij urine- of bloedonderzoek
een (micro-)albuminurie of verminderde nierfunctie is vastgesteld; op basis van deze LTA kunnen huisartsen, nefrologen en internisten in regionaal verband werkafspraken maken. Epidemiologie
– Nierfunctiestoornissen en micro-albuminurie gaan gepaard met een verhoogd risico op hart-
en vaatziekten en eindstadium nierfalen. Tijdige behandeling kan dit risico verminderen.
– Bij patiënten > 65 jaar en een eGFR van 45 tot 60 ml/min/1,73m2 wordt er vanuit gegaan dat
vóórkomen van chronische nierschade in
er sprake is van een fysiologisch verminderde nierfunctie. Zij kunnen evenals patiënten met
Nederland. De prevalentie van chronische
micro-albuminurie zonder verminderde eGFR gewoonlijk in de eerste lijn vervolgd worden.
nierschade stadium 1 en 2 is in Nederland
– Bij patiënten < 65 jaar en een eGFR van 45 tot 60 ml/min/1,73m2 en patiënten > 65 jaar en
5,2%, 5,3 % voor stadium 3 en 0,04% en <
een eGFR 30 tot 45 ml/min/1,73m2 is consultatie van een nefroloog wenselijk.
0,04% voor respectievelijk stadium 4 en 5.6
– Verwijzing naar de tweede lijn is aangewezen bij:
Het aantal patiënten met een nierfunctiever-
– patiënten met macro-albuminurie (proteïnurie) ongeacht de hoogte van de eGFR;
vangende therapie (dialyse en transplanta-
– patiënten < 65 jaar en een eGFR < 45 ml/min/1,73m2;
tie) bedraagt ruim 12.000. Het aantal nieuwe
– patiënten > 65 jaar en een eGFR < 30 ml/min/1,73m2;
patiënten per jaar dat een dergelijke behan-
– vermoeden van een onderliggende nierziekte.
deling nodig heeft, is toegenomen van bijna 700 in 1985 tot ruim 1.500 in 2005. Nierfalen
Als in de LTA wordt gesproken van ‘nefroloog’ wordt bedoeld ‘internist-nefroloog’ of ‘internist
door atherosclerose en diabetes mellitus
met nefrologische belangstelling’. Afhankelijk van het ziekenhuis wordt de zorg voor patiënten
zijn de meest frequent voorkomende oorza-
met chronische nierschade door een van beiden specialisten gegeven.
ken voor nierfunctievervangende therapie. Het aantal patiënten met atherosclerose is
Afweging door de huisarts en nefroloog
de afgelopen twintig jaar relatief het meest
Het persoonlijk inzicht van de huisarts en nefroloog is uiteraard bij alle richtlijnen een belang-
rijk aspect. Afweging van relevante factoren in de concrete situatie zal beredeneerd afwijken van
ren, multisysteemziekten en pyelonefritis
het in deze LTA opgenomen beleid kunnen rechtvaardigen.
zijn relatief weinig voorkomende oorzaken voor nierfunctievervangende therapie.
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
Begrippen
hoogde vatbaarheid voor infecties, pericar-
ditis, polyneuropathie, slaapstoornissen en
Van micro-albuminurie wordt gesproken bij:
– een verlies in de urine van 2,5 tot 25 mg albumine/mmol kreatinine bij mannen en 3,5 tot 35
mg albumine/mmol kreatinine bij vrouwen in een willekeurige urineportie, of
Albuminurie
– 30 tot 300 mg albumine/dag in een 24-uurs urineverzameling, dan wel
Voor het vaststellen van albuminurie zijn
– 20 tot 200 mg/l in een willekeurige portie urine.
albumineteststroken, zoals gebruikt in de huisartsenpraktijk, onvoldoende nauwkeu-
Van macro-albuminurie wordt gesproken bij:
rig.7 Vaststelling van (micro-)albuminurie
– een albumineverlies van meer dan 25 mg albumine/mmol kreatinine bij mannen en meer dan
dient plaats te vinden in het laboratorium
35 mg albumine/mmol kreatinine bij vrouwen in een willekeurige urineportie, of
– 300 mg albumine/dag in een 24-uurs urineverzameling, dan wel
tratie of de albumine/creatinine-ratio.8 De
– 200 mg/l in een willekeurige portie urine.
albumine-uitscheiding in de urine varieert
Bij macro-albuminurie > 300 mg/dag is er door verlies van ook andere eiwitten dan albumine,
gedurende de dag en van dag tot dag. Daar-
ten minste een totale eiwituitscheiding van > 500 mg/dag. We spreken dan van proteïnurie.
om moet een eerste te hoge uitslag van de albumineconcentratie of van de albumine/
eGFR: door middel van gebruik van de MDRD-formule (een formule ontwikkeld in de Modifica-
creatinine-ratio worden bevestigd door een
tion of Diet in Renal Disease trial) geschatte nierfunctie (estimated GFR).
Verminderde nierfunctie: een eGFR < 60 ml/min/1,73m2.i
Bij een tweede te hoge uitslag van de urine
Nierfalen: een eGFR < 15 ml/min/1,73m2.
Chronische nierschade: persisterende (micro-)albuminurie ≥ 3 maanden, persisterende en spe-
creatinine-ratio bij een laboratoriumbepa-
cifieke sedimentsafwijkingen4 en/of een verminderde nierfunctie (zie tabel 1 voor de stadia).
ling die wijst op micro-albuminurie (albu-
Nierziekte: een specifieke nefrologische ziekte.
mineconcentratie 20 tot 200 mg/l of 2,5 tot
Metabole complicaties: stoornissen in de stofwisseling (o.a. die van calcium en fosfaat en de
erythrocytenaanmaak) veroorzaakt door chronische nierschade en te bepalen met laboratori-
nine bij vrouwen) moet dit vervolgens wor-den bevestigd door een derde bepaling na
Pathofysiologie
drie maanden. Indien ook dan sprake is van
derde nierfunctie − door afname van actief
micro-albuminurie, spreekt men van persi-
om afvalstoffen via de nieren te klaren kan
daalt, is dit een stimulans voor de bijschild-
(primair of secundair aan een systemische
klieren om het parathormoon (PTH) uit te
Nierfunctie
scheiden. Op zijn beurt stimuleert PTH de
De nierfunctie wordt in de huisartsenprak-
osteoclasten in het bot, waardoor calcium
tijk vastgesteld door een schatting aan de
en fosfaat uit het bot worden gemobiliseerd.
hand van het serumcreatininegehalte.9 De
Op veertigjarige leeftijd is de eGFR gemid-
Dit laatste veroorzaakt renale osteodystrofie
deld 80 ml/min/1,73m2.5 Vanaf deze leeftijd
(stoornissen in de bot-turnover) en draagt
en de Cockcroft-Gault-formule.10,11 Omdat
ongeveer 0,4 ml/min per jaar. Dit betekent
beide formules een schatting van de nier-
dat een eGFR < 90 ml/min/1,73m2 bij een
calcificaties in de coronairarteriën). Daar-
functie geven, hebben zij hun beperkingen
naast kunnen er vanaf een eGFR < 30 ml/
kan zijn, en een eGFR < 60 ml/min/1,73m2
min/1,73m2 een normocytaire anemie (door
bij een oudere voor de leeftijd normaal. Dat
een verminderde erytropoïetineproductie
wordt in toenemende mate door laboratoria
neemt niet weg dat ook een fysiologisch ver-
in de nieren), metabole acidose (door een
gebruikt voor schatting van de nierfunctie.
minderde nierfunctie consequenties heeft
verminderde capaciteit van de nier om zuur
Bij een toegenomen spiermassa, zoals bij
bijvoorbeeld voor wat betreft de dosering
uit te scheiden), jeuk en jicht (bij een ver-
gespierde sporters en bodybuilders geeft de
van via de nieren geklaarde medicatie.
hoogd urinezuurgehalte) ontstaan. Bij een
eGFR < 15 ml/min/1,73m2 kunnen bij een
GFR. Verder kan de nierfunctie onderschat
Bij een eGFR < 60 ml/min/1,73m2 kunnen
verhoogd ureumgehalte gastro-intestinale
metabole veranderingen optreden. Ten eer-
creatininegehalte bij gebruik van bepaalde
ste kunnen de calcium- en fosfaathuishou-
ding verstoord raken. In de nieren wordt
ondervoeding aanwezig zijn. Bij een eGFR
troprim en co-trimoxazol) en zware spierar-
< 10 ml/min/1,73m2 kunnen ten slotte ver-
schijnselen van overvulling, hyperkaliëmie,
voorafgaand aan de creatininebepaling. Bij
invloed van actief vitamine D wordt in de
personen met een laag lichaamsgewicht (40
Tabel 1 Stadia van chronische nierschade zoals gedefi nieerd in de Amerikaanse K/DOQI-richtlijnen
≥ 90 ml/min/1,73m2 én persisterende (micro)-albuminurie of persisterende en specifi eke sedimentafwijkingen
60 tot 90 ml/min/1,73m2 én persisterende (micro)-albuminurie of persisterende en specifi eke sedimentafwijkingen
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
tot 60 kg) of spieratrofie (bijvoorbeeld door
tevens het cardiovasculair risicoprofiel.
Begeleiding van patiënten in de eerste lijn
Patiënten > 65 jaar en een eGFR 45 tot 60
formule een overschatting van de GFR. De
MDRD-formule is bij klaringen boven 60 ml/
het lipidenspectrum, indien niet bekend.
Bij deze patiënten kan er vanuit worden
gegaan dat er sprake is van een fysiologisch
gelijke klaring wordt daarom vermeld als >
Ten slotte is het belangrijk op te merken dat
bij een positieve familieanamnese) kan de
bij personen ouder dan 65 jaar een eGFR <
– Adviseer de patiënt te stoppen met roken
60 ml/min/ 1,73m2 normaal kan zijn voor de
leeftijd, zonder onderliggende nierziekte. Diagnostiek door de nefroloog
In de tweede lijn zijn verschillende vormen
– Adviseer de patiënt bij het bestaan van
Diagnostiek
van aanvullend onderzoek beschikbaar voor
Diagnostiek door de huisarts
Bij patiënten met diabetes mellitus type 2 en
– creatinineklaring met gedurende 24 uur
bij patiënten met medicamenteus behandelde
bereiding en het gebruik van industrieel
hypertensie, bij wie bij het vaststellen van de
diagnose of bij jaarlijkse controles (micro-)
– echografie ter vaststelling van de contou-
– Ten aanzien van het voorschrijven van
ren en de grootte van de nieren (voor bij-
den wordt2, gaat de huisarts het volgende
voorbeeld het vaststellen van kleinere of
– bij gebruik van medicatie die de nierfunc-
vasculaire nefrosclerose6), cysten, tumo-
voorschrijvende specialist, nefroloog en/
de positieve uitslag op een niet primair
– urografie (voor aanvullende informatie
– voorkom het gebruik van nefrotoxische
betes, manifest hartfalen, urineweginfec-
– angiografie van de niervaten (voor het
– pas zo nodig de dosering aan van beken-
– Is de patiënt bekend met een nierziekte,
recidiverende pyelonefritis, anti-reflux-
die nodig zijn bij een verminderde nierfunc-
tie bij een aantal veel gebruikte geneesmid-
– Zijn er nierziekten in de familie bekend
– Voorkom dehydratie (met name ter voor-
– Gebruikt de patiënt medicatie die moge-
lijk schadelijk is voor de nierfunctie of de
Een groot deel van de patiënten met micro-
currente infecties; vooral bij koorts en/
nierfunctie kan verminderen (zie tabel 3)?
albuminurie of een verminderde nierfunctie
– Is de bloeddruk verhoogd (bij patiënten
kan de huisarts zelf begeleiden. Hieronder
– Wees terughoudend met het gebruik van
contrastmiddelen bij röntgenonderzoek.
den, wanneer consultatie van een nefroloog
Daarnaast wordt geadviseerd de patiënt te
– Bij voor het eerst vastgestelde (micro-)
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen
– Jaarlijks: eGFR, glucose, bloeddruk en
patiënten jonger en ouder dan 65 jaar.18
In regionaal overleg zullen deze afspraken
of albumine/creatinine-ratio in de urine
verder uitgewerkt moeten worden (zie para-
– Bij een verhoogde bloeddruk of diabe-
(om vast te stellen of er sprake is van per-
graaf ‘Aandachtspunten voor bespreking in
– Bij persisterende (micro-)albuminurie
of een verlaagde eGFR: beoordeling van het urinesediment op (dysmorfe) erytro-
Tabel 2 Indicaties voor beleid in de eerste lijn, tweede lijn en consultatie van een nefroloog
cyten en/of celcilinders4 en bepaling van het serumcreatinine en de eGFR (indien
Normo/micro-albuminurie Macro-albuminurie
nog niet gedaan). De huisarts verwijst de
eGFR 30 tot 45 ml/min/1,73m2eGFR < 30 ml/min/1,73m2
Patiënten met een bij oriënterend urine- of Patiënten < 65 jaareGFR > 60 ml/min/1,73m2
bloedonderzoek gevonden (micro-)albuminurie
– Voer bij deze patiënten bovenstaande
diagnostiek uit. Bepaal bij persisterende
begeleiding in de eerste lijn : consultatie nefroloog : verwijzing naar de tweede lijn
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
Indien er sprake is van een sterke daling van
– Controles: bepaal initieel twee of drie
de nierfunctie (> 3 ml/jaar), of een persiste-
nierfunctie te voorkomen of te vertragen,
centratie of albumine/creatinine-ratio in
bloeddruk, wordt geadviseerd een nefroloog
fosfaat, serumalbumine en jaarlijks PTH),
Geadviseerd wordt de patiënt te vervolgen:
– Bij een bij oriënterend onderzoek gevonden
– Indien er sprake is van comorbiditeit:
– Maatregelen ter preventie van metabole
troleer na een jaar de bloeddruk, de albu-
comedicatie in relatie tot de nierfunctie
hoogte van het risico op nierfalen en het
ne-ratio in de urine en de eGFR. Indien er
is, en de eGFR en bloeddruk normaal zijn,
– Indien er intercurrente infecties zijn, kan
– Bij een verhoogde bloeddruk of diabetes melli-
van de medicatie (bijvoorbeeld tijdelijk
tus type 2: behandel volgens bestaande
stoppen van ACE-remmers of diuretica).
– Indien er onduidelijkheid is over de oor-
lijn’). Voor patiënten met diabetes melli-
patiënten < 65 jaar bij wie er geen sprake
tus type 2 of een bekende hartvaatziekte
tatie van een nefroloog. Bespreek of aan-
is van diabetes mellitus type 2 of hyper-
geldt dat zij, conform de geldende richt-
den bekeken of en zo ja welk aanvullend diagnostisch onderzoek aangewezen is. Verwijzing naar de tweede lijn Consultatie van een nefroloog
Indien de oorzaak van de verminderde nier-
De volgende categorieën patiënten worden
Patiënten < 65 jaar en eGFR 45 tot 60 ml/
functie bekend is, er geen metabole compli-
caties zijn, de bloeddruk niet verhoogd is en
Patiënten > 65 jaar en eGFR 30 tot 45 ml/
de nierfunctie stabiel is (< 3 ml/min/1,73m2
– patiënten met macro-albuminurie (pro-
achteruitgang per jaar) is consultatie van
Bij deze patiëntengroepen consulteert de
een nefroloog niet noodzakelijk. Bij hoog-
– patiënten > 65 jaar met een eGFR < 30
huisarts de nefroloogaan de hand van de
bejaarden kunnen de levensverwachting en
comorbiditeit reden zijn een nefroloog niet
– patiënten < 65 jaar met een eGFR < 45
– eGFR, mate van albuminurie, uitslag van
– patiënten met vermoeden van een onder-
Geef algemene adviezen en maatregelen over
liggende nierziekte. Dit is het geval bij:
het stoppen met roken, het verminderen van
overgewicht, het beperken van zoutgebruik
en de medicatie (zie paragraaf ‘Begeleiding
van patiënten in de eerste lijn’).
– persisterende en specifieke afwijkin-
– indien verricht: uitslag van echografie.
Bij deze consultatie is er aandacht voor het
del deze − indien verhoogd − volgens de
– Indien er afwijkingen zijn bij het aanvul-
– Behandeling met vitamine D: geadviseerd
In het kader wordt aangegeven welke behan-
wordt vitamine D voor te schrijven indien
deling in de tweede lijn te verwachten is.
de PTH hoger is dan 7,7 mmol/l. Start in
sproken, zonder dat de patiënt hiervoor
Aandachtspunten voor bespreking in de regio Wanneer en op welke wijze wordt informatie uitge-
éénmaal per week en daarna éénmaal per
de calcium- en fosfaathuishouding, hypo-
en hyperkaliëmie, bij anemie en bij een
PTH > 7,7 mmol/l blijft, voeg dan actief
arts en nefroloog te bewerkstelligen is het
vitamine D toe: alfacalcidol of calcitriol
belangrijk dat de huisarts bij verwijzing
0,25 μg drie maal per week.28 Controleer
zorgt draagt voor adequate en tijdige infor-
matie , en de nefroloog voor een adequate
en tijdige terugrapportage. Ook bij consul-
nodig (de calcium- en fosfaatspiegel die-
tatie is adequate en tijdige informatieover-
dracht over en weer van belang. In overleg
– Indien de nierfunctie snel achteruit gaat,
ven: calcium 2,1 tot 2,4 mmol/l en fosfaat
dient afgesproken te worden op welke wijze
de informatieoverdracht plaatsvindt.
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
College voor Zorgverzekeringen; en R. Beekman namens de Nierpatiënten Vereniging Nederland.
Naamsvermelding als referent betekent niet dat
(behandeldoelen NIV/nfN-Richtlijn Chroni-
iedere referent de LTA inhoudelijk op elk detail onderschrijft.
In het najaar van 2009 is de concepttekst door het
NHG, de nfN en de NIV geautoriseerd. De coördi-
Voorkomen van verdere nierfunctieverslechtering
natie was in handen van dr. E. Faber, bewegingswe-tenschapper; M. Labots, huisarts en J. van Balen,
1. Preventie van progressie van nierschade
huisarts; allen werkzaam als wetenschappelijk
medewerker bij het NHG. S. Flikweert† en dr. Tj.
Wiersma, beiden huisarts en senior wetenschappe-lijk medewerker van het NHG, waren als projectlei-
Bepaling van het parathormoon
der betrokken bij het realiseren van deze LTA.
De Nierstichting verleende subsidie voor de tot-standkoming van de LTA Chronische nierschade.
prikpunten of bij huisbezoeken het PTH niet
– reductie proteïnurie tot ten minste
bepalen, omdat de monsters binnen dertig
minuten verwerkt moeten worden.16 In dit
Cardiovasculair risico en risico op eindstadium
nierfalenBij patiënten met diabetes mellitus type 2 en een
2. Preventie van ontstaan van additionele
verminderde nierfunctie is het risico op eindsta-
Bepaling van de eGFR
dium nierfalen en het cardiovasculair risico (als onafhankelijke risicofactor) verhoogd [Bo 2005;
De NIV/nfN-Richtlijn Chronische nierschade
Go 2004]. Micro-albuminurie is bij patiënten
spreekt een voorkeur uit voor gebruik van de
met diabetes mellitus type 2 een additionele
MDRD-formule voor schatting van de eGFR.
risicofactor voor cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit [Dinneen 1997; Bo 2005; Go 2004].
Nog niet alle laboratoria gebruiken deze for-
Micro-albuminurie voorspelt bij patiënten met
mule. Indien dit nog niet het geval is, is dit
diabetes mellitus type 2 het optreden van macro-
albuminurie en daarmee het eindstadium nierfa-len [Mogensen 2003].
Bij patiënten met diabetes mellitus type 2 en
3. Preventie cardiovasculaire complicaties34
Aanvragen aanvullend onderzoek in de eerste lijn
micro-albuminurie is in verschillende onderzoe-ken aangetoond dat verlaging van de bloeddruk
met RAS-remmers de progressie van micro-albu-
minurie naar macro-albuminurie kan uitstellen
tweede lijn aangevraagd. De huisarts kan dit
en de regressie naar normo-albuminurie bevor-deren [Romero 1993; Ravid 1996; Sano 1996;
echter ook in eigen beheer aanvragen.
Ahmad 1997; Anonymus 2000; Parving 2001;
Hetzelfde geldt voor echografie. Bij aanwij-
zingen voor een post-renale obstructie en
Het risico op eindstadium nierfalen en het car-diovasculair risico zijn verhoogd bij patiënten
cystenieren (bijvoorbeeld bij een positieve
met hypertensie en een verminderde nierfunctie
familieanamnese) kan de huisarts zelf echo-
[Rahman 2006]. Longitudinale data hebben aan-getoond dat bij patiënten met hypertensie een
Behandeling van symptomen zoals oedeem37
grafie aanvragen. Bij andere aandoeningen
vermindering van de eGFR samen gaat met een
van de nieren zal vaak voor de interpretatie
verhoogd risico op cardiovasculaire morbiditeit
Welke beroepsgroep geeft wanneer welke zorg?
van de uitslag consultatie van een nefro-
en mortaliteit [Segura 2004]. Micro-albuminurie verhoogt het cardiovasculair risico ook bij een
In deze LTA wordt een voorzet gegeven bij
welke patiëntengroepen gezamenlijke zorg
den afgesproken welk aanvullend onderzoek
Behandeling van de bloeddruk bij patiënten
door de huisarts aangevraagd wordt en hoe
met een verminderde nierfunctie vermindert het risico op terminaal nierfalen en het cardio-
aanzien van de behandeling daarbij in ieder
gehandeld wordt bij een afwijkende uitslag.
vasculair risico [Perneger 1993; Rosansky 1990;
geval aan de orde dienen te komen. In regi-
Shulman 1989; Walker 1992]. Niet bekend is of behandeling van patiënten met hypertensie en
onaal overleg zal verder uitgewerkt moeten
Totstandkoming
tevens micro-albuminurie het risico op terminaal
In april 2007 is een werkgroep van huisartsen,
worden hoe en op welke wijze de nefroloog
nierfalen en HVZ vermindert (zie ook noot 25).
nefrologen en internisten benoemd door het
Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de
Over de volgende punten moeten regionaal
Nederlandse Federatie voor Nefrologie (nfN) en
Bepaling albuminurie en nierfunctie in NHG-
de Nederlandsche Internisten Vereeniging (NIV).
Namens het NHG hadden in deze werkgroep zit-
– Welke patiënten kunnen primair in de
Deze LTA volgt de adviezen over bepaling van de
ting: dr. W.J.C. de Grauw, dr. W.H.J.M. Verstappen
albuminurie en nierfunctie zoals vastgelegd in
en dr. E.P. Walma, allen huisarts. Namens de NIV
de NHG-Standaarden Diabetes mellitus type 2
en nfN hadden zitting: dr. H.A.H. Kaasjager, dr. L.J.
– Hoe volgt de huisarts de patiënt (welke
en Cardiovasculair risicomanagement. De NHG-
Vleming, prof.dr. H.J.G. Bilo en dr. C.A.J.M. Gail-
Standaard Diabetes mellitus type 2 adviseert
jaarlijks de creatinineklaring en de albumine/
In januari 2009 is een conceptversie ter becom-
creatine-ratio of de urinealbumineconcentratie
mentariëring voorgelegd aan een steekproef van
– Bij welke bevindingen moet de huisarts
te bepalen. De NHG-Standaard Cardiovasculair
vijftig huisartsen (NHG-leden). Er werd commen-
risicomanagement adviseert bij patiënten met
taar ontvangen van veertien huisartsen. Tevens
hypertensie bij wie medicamenteuze behande-
werd commentaar ontvangen van een aantal
– Bij welke patiënten en op welke wijze
ling wordt gestart (patiënten met een verhoogd
referenten, te weten dr. W.J.W. Bos, K. De Blok,
vindt consultatie door de huisarts van de
tienjaarsrisico van sterfte door HVZ en patiënten
dr. M.W.P. Bleeker, dr. R.T. Gansevoort, J.J. van de
met een systolische bloeddruk > 180 mmHg, het
Kerkhof, dr. H.G. Peltenburg, prof.dr. Y.M. Smul-
serumcreatininegehalte bij aanvang van de medi-
ders, dr. Y.W.J. Sijpkens, dr. G.M.M. Vervoort, prof.
– Welk aanvullend laboratoriumonderzoek
catie en daarna jaarlijks te controleren. Tevens
dr. P.M. ter Wee en prof.dr. J.F.M. Wetzels, allen
wordt geadviseerd bij aanvang van de medicatie
internist-nefroloog; O. Schwantje, J. van der Laan
te overwegen de eiwitconcentratie in de urine te
en dr. R. Starmans, huisartsen; H. Koch, arts; J.
Souverein, klinisch chemicus; dr. B. Wensveen,
apotheker namens het Wetenschappelijk Instituut
Nederlandse Apothekers; A.C. van Loenen, zieken-
huisapotheker/klinisch farmacoloog namens het
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
– NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2
patiënten met een nierfunctievervangende thera-
van de creatinineklaring op basis van de plasma-
pie zijn ontleend aan de Nierstichting [Nierstich-
of serumcreatinineconcentratie, de leeftijd en
– NHG-Standaard Cardiovasculair Risicoma-
het lichaamsgewicht als indicator voor de spier-
– NIV/nfN-Richtlijn Chronische nierschade [NIV/
– Richtlijn Diabetische nefropathie [NIV 2006]
De stroken, die doorgaans in de huisartsenprak-tijk worden gebruikt (dipsticks) zijn onvoldoende
creatinineklaring (ml/min) (bij mannen) =
nauwkeurig en worden daarom niet geadviseerd.
Zij worden pas bij macro-albuminurie positief.
(140 - leeftijd) × gewicht in kg
Onderzoek van het sediment wordt aanbevolen,
Er bestaan ook teststroken die veel lagere con-
omdat afwijkingen in het sediment een aanwij-
centraties albumine meten (vanaf 10 à 20 mg/l).
zing voor een primaire nierziekte kunnen zijn.
Ook deze teststroken worden niet geadviseerd: zij
Bij vrouwen wordt deze uitkomst vermenig-
De aanwezigheid van sterk misvormde (zoge-
zijn onpraktisch, omdat ze koel moeten worden
vuldigd met 0,86. De originele studie, waarop
naamde dysmorfe) erytrocyten en erytrocyten-
bewaard, enkele uren voor gebruik uit de koelkast
de formule gebaseerd is, werd uitgevoerd bij
cilinders wijst op een glomerulaire oorsprong
moeten worden gehaald en tijdsafhankelijk moe-
mannen (n = 249) met een niet te hoog gemid-
van een hematurie. Deze diagnose wordt waar-
ten worden afgelezen [de Grauw 1995].
deld lichaamsgewicht [Cockcroft 1976]. Wel zijn
schijnlijker wanneer men tevens andere cilin-
mensen boven de zeventig jaar opgenomen in de
ders (vet- en/of hemoglobinecilinders) vindt.
originele studie. De correctiefactor bij vrouwen
Vindt men monomorfe erytrocyten, dan wijst dit
Albumineconcentratie en albumine/creatinine-
is gebaseerd op een onderbouwde schatting. De
op een bloeding in de afvoerende urinewegen.
formule is later gevalideerd in talrijke studies
Ziet men in het sediment < 40% dysmorfe ery-
Er bestaat een goede correlatie tussen de albu-
trocyten en geen erytrocytencilinders, dan is de
mineconcentratie in één portie urine en de totale
sensitiviteit voor een bloeding in de urinewegen
uitscheiding in de 24-uursurine (correlatiecoëffi -
100% en de specifi citeit 66,7% [van der Snoek
ciënt: 0,86 tot 0,90) [Bakker 2004]. Een albumine-
1994]. Beoordeling van het sediment op de aan-
concentratie in de urine van > 20 mg/l heeft een
De MDRD-formule is afgeleid uit de Modifi cation
wezigheid van dysmorfe erytrocyten en cilinders
sensitiviteit van 82 tot 97% en een specifi citeit
of Diet in Renal Disease-studie [Levey 1999]. In dit
is niet eenvoudig en vereist de nodige ervaring.
van 74 tot 97% om een albumine-uitscheiding
onderzoek is van mensen met een gestoorde
De werkgroep meent daarom dat het de voor-
van > 30 mg in de 24-uursurine te voorspellen.
nierfunctie en een bekende nierziekte de iotha-
keur heeft het onderzoek van het sediment op
Een berekening van de albumineconcentratie
lamaatklaring gebruikt als gouden standaard
specifi eke afwijkingen in het laboratorium te
naar de creatinine-uitscheiding in de urine (de
voor de GFR. Mensen met diabetes mellitus en
albumine/creatinine-ratio) resulteert in een iets
insulinegebruik zijn in principe uit deze studie
Bij patiënten met diabetes mellitus type 2 en
nauwkeuriger voorspelling van patiënten met een
geëxcludeerd. De MDRD-formule is gebaseerd op
hypertensie hoeft het urinesediment alleen
verhoogde albumine-uitscheiding. Deze ratio cor-
1628 personen met een gemiddelde leeftijd van
bepaald te worden indien er aanwijzingen zijn
rigeert voor concentratie- en verdunningseffecten
vijftig jaar, een maximumleeftijd van zeventig jaar
voor een nierziekte in de anamnese (met name
van de urine. Een albumine/creatinine-ratio > 3,5
en een gemiddelde GFR van 40 ml/min/1,73m2.
indien er in de familie nierziekten bekend zijn).
mg albumine/mmol creatinine heeft een sensiti-
Er zijn verschillende methodieken voor de bepa-
Praktisch gezien kan dan de beoordeling van het
viteit van 88 tot 100% en een specifi citeit van 95
ling van het creatinine mogelijk. De formule is
urinesediment gelijktijdig met de tweede bepa-
tot 99%. In Nederlandse laboratoria zijn zowel
gebaseerd op de Jaffe bepalingsmethode voor
ling van de albumineconcentratie of albumine/
bepaling van de albumineconcentratie als van de
creatinine-ratio in de urine plaatsvinden. Zijn
er geen afwijkingen van het urinesediment dan
hoeft deze bepaling in de toekomst niet meer
186 × (serumcreatinineconcentratie in μmol/l ×
herhaald te worden (als er bij jaarlijkse contro-
0,0113)-1,154 × (leeftijd in jaren)-0,203
les opnieuw albuminurie wordt vastgesteld).
De gouden standaard voor het meten van de glomerulaire fi ltratiesnelheid is het meten van
de glomerulaire klaring van een exogene stof,
Voor vrouwen moet de uit deze formule volgende
zoals inuline of iothalamaat. Deze metingen zijn
waarde vermenigvuldigd worden met 0,742 en
Gebruikelijk wordt van een verminderde nierfunc-
in de dagelijkse praktijk niet haalbaar, omdat zij
voor personen van het negroïde ras met 1,212.
tie gesproken indien de eGFR < 60ml/min/1,73m2
invasief zijn, veel tijd kosten en daardoor kost-
In 2006 is een modifi catie van de originele
is. De nierfunctie neemt echter geleidelijk met de
MDRD-formule gepubliceerd, waarbij de verme-
leeftijd af [Wetzels 2007]. Dit betekent bijvoor-
Tot voor kort werd in de praktijk meestal de
nigvuldigingsfactor aan het begin van de formule
beeld dat een eGFR van 68 bij iemand van 32 jaar
plasma- of serumcreatininespiegel gebruikt.
is gecorrigeerd op basis van een met enzymati-
als afwijkend beschouwd moet worden. De NHG-
Creatinine wordt vrijwel volledig renaal geklaard.
sche techniek uitgevoerde en met massaspec-
Standaard Cardiovasculair risicomanagement
De ‘grootte’ van de creatininepool wordt vooral
trometrie geijkte bepalingsmethodiek van het
stelt dat bij patiënten met hypertensie jonger
door de spiermassa bepaald. Deze is afhankelijk
creatinine [Levey 2006; Levey 2007].
dan 60 jaar bij een eGFR van < 90 ml/min/1,73m2
van de leeftijd en van het geslacht. Nadeel van
een secundaire oorzaak voor de hypertensie moet
gebruik van de plasma- of serumcreatininespie-
Creatinineklaring (ml/min/1,73m2) bij mannen =
gel voor het vaststellen van een nierfunctiestoor-
175 × (plasmacreatinineconcentratie in μmol/l ×
nis is dat de creatinineconcentratie pas stijgt
0,0113)-1,154 × (leeftijd in jaren) -0,203
wanneer de glomerulaire fi ltratiesnelheid met
meer dan 50% is afgenomen [Shemesh 1985].
In het kader van de PREVEND-studie is een
Voor vrouwen moet de uit deze formule volgende
schatting gemaakt van het voorkomen van de
waarde wederom vermenigvuldigd worden met
verschillende stadia van chronische nierschade
0,742 en voor personen van het negroïde ras
in Nederland [Levey 2003]. Cijfers over het aantal
De Cockcroft-Gault-formule geeft een benadering
met 1,212. De keuze voor een van beide MDRD-formules is afhankelijk van de bepalingsmethode die het laboratorium gebruikt voor het bepalen
Tabel 4 Verdeling van de diagnosegroepen, als percentage van het totaal aantal nieuwe patiënten
met nierfunctievervangende therapie (dialyse of transplantatie) [Stichting Renine 2007]. Aandoening
Beperkingen Cockcroft-Gault- en MDRD-formule
Belangrijkste beperking van de Cockcroft-Gault-
formule is dat het lichaamsgewicht gebruikt
wordt als maat voor de spiermassa. In geval van
overgewicht wordt de creatinineklaring nogal
Bij de MDRD-formule wordt gecorrigeerd voor
het lichaamsoppervlak, waardoor deze formule
Congenitale en erfelijke nierziekten (o.a. syndroom van Alport)
bij obese patiënten een betere schatting van de
nierfunctie geeft dan de Cockcroft-Gault-formule.
Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat het
lichaamsoppervlak bij de meeste Nederlanders met een normaal postuur 2 m2 in plaats van
* onder vasculaire atherosclerose wordt verstaan: atherosclerose van de nierarteriën dan wel intrarenaal (nefros-
1,73m2 is. De MDRD geeft daardoor een structu-
clerose) bij een gegeneraliseerde atherosclerose; vaak gevonden bij patiënten met hypertensie en andere HVZ.
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
Belangrijkste beperking van de MDRD-formule is
(bijvoorbeeld bij een positieve familieanamnese)
hypertensie die roken, gaat de nierfunctie sneller
het feit dat deze formule bij klaringen boven de
in eigen beheer echografi e aanvragen.
achteruit dan bij niet-rokers [Bergstrom 1986;
60 ml/min/1,73m² minder betrouwbaar blijkt te
Bij personen van 40 jaar en ouder kunnen cyste-
Eadington 1996; Rostand 1999; Avorn 2002].
zijn, omdat de calibratie met name gebeurd is bij
nieren worden uitgesloten indien er geen of een
Stoppen met roken leidt tot een minder snelle
mensen met een GFR < 60 ml/min/1,73m². Vooral
cyste wordt gevonden (negatief voorspellende
achteruitgang van de nierfunctie [Chuahirun
bij jongeren kan het dus meerwaarde hebben de
waarde 100%). [Pei 2009] Bij personen van 30 tot
Cockroft-Gault-formule te gebruiken voor schat-
39 jaar kunnen cysten worden uitgesloten indien
er geen cysten worden gevonden (percentage
Voor de MDRD is verder de leeftijd een beper-
fout negatieve uitslagen 2%). Bij personen jonger
king; bij het afl eiden van de formule is, in
dan 30 jaar kunnen cystenieren niet met zeker-
Epidemiologisch onderzoek van de laatste tijd
tegenstelling met het opbouwen van de Cockroft-
heid worden uitgesloten met echografi e. Voor de
heeft duidelijk gemaakt dat bij toenemende
Gault-formule, gebruikgemaakt van gegevens van
testeigenschappen voor het aantonen van cyste-
BMI vaker terminaal nierfalen voorkomt, vooral
uitsluitend mensen beneden de 71 jaar.
in geval van adipositas [Iseki 2004; Hsu 2006;
Voor beide formules geldt dat zij niet gebruikt kun-
De huisarts kan, in overeenstemming met de
Speckman 2006; Iseki 2006]. In een multipele
nen worden bij kinderen jonger dan achttien jaar.
NHG-Standaarden Bemoeilijkte mictie bij oudere
regressieanalyse bleef overgewicht onafhanke-
Ten slotte de kanttekening dat de nierfunctie
mannen en Urinesteenlijden, tevens echoscopie
lijk geassocieerd met een vergrote kans op het
(GFR) geschat met behulp van de Cockcroft-Gault-
aanvragen om hydronefrose aan te tonen. Het
ontwikkelen van terminaal nierfalen [Speckman
formule bij patiënten jonger dan 75 jaar, altijd
klinisch beeld zal bij deze aandoeningen echter
2006]. Tozawa et al. toonden aan dat overgewicht
hoger uitvalt dan de GFR geschat met de MDRD.
vaak al in de richting van deze aandoeningen
een onafhankelijke risicofactor was voor het ont-
wijzen. Bij andere aandoeningen van de nieren
wikkelen van proteïnurie [Tozawa 2002]. Studies,
zal vaak overleg of verwijzing met een nefroloog
waarin is aangetoond dat reductie van overge-
aangewezen zijn voor de interpretatie van de
wicht ook tot minder snelle achteruitgang van de
De uitslag van een teststrook of een albuminebe-
nierfunctie leidt, ontbreken. Wel is aangetoond
paling in het laboratorium kan positief zijn door
dat in een groep obese patiënten met diabetische
een tijdelijke niet primair nefrogene oorzaak.
en niet-diabetische nefropathie gewichtsreductie
Dit is bijvoorbeeld het geval bij menstruatie,
door dieet gepaard gaat met een afname van de
koorts, contaminatie (fl uor, smegma), een urine-
Nierbiopsieën zijn niet zonder risico: in 3 tot 5%
proteïnurie van ruim 30% [Morales 2003]. In de
weginfectie, ontregelde diabetes mellitus, mani-
van de gevallen ontstaat macroscopische hema-
groep waarbij het gewicht afnam, bleef de nier-
fest hartfalen, immuuncomplexziekten, zware
turie. In 0,2% van de gevallen is chirurgische
functie afgemeten aan serumcreatininegehalte
lichamelijke of psychische inspanning, koude
interventie nodig, wat in het uiterste geval tot
en geschatte GFR stabiel, maar de nierfunctie
expositie en na epileptische insulten. Bij een
verslechterde signifi cant in de groep waarbij het
verhoogde albumine-uitscheiding in de urine zul-
gewicht niet veranderde. Ook is aangetoond dat
len deze oorzaken dan ook eerst moeten worden
twaalf maanden na gastroplastiek gewichtsreduc-
uitgesloten, voordat de bepaling herhaald wordt.
tie leidt tot afname van albuminurie en hyperfi l-
Voor het uitsluiten van een urineweginfectie kan
Bij personen ouder dan 65 jaar kan een eGFR <
tratie [Chagnac 2003]. De NIV/nfN-Richtlijn Chro-
volstaan worden met een nitrietbepaling met een
60 ml/min/ 1,73m2 normaal zijn voor de leeftijd,
nisch nierschade adviseert vanwege het algemene
zonder onderliggende nierziekte. De prevalentie
gegeven dat overgewicht het cardiovasculaire
van een eGFR < 60ml/min/1,73m2 onder perso-
risico vergroot, bij overgewicht of adipositas en
nen > 65 jaar is dermate groot, dat bij behande-
een verminderde nierfunctie gewichtsreductie na
ling van alle personen met een eGFR < 60/ml/
te streven conform de adviezen in de NHG-Stan-
De belangrijkste auto-immuunziekten die tevens
min/1,73m2 normale fysiologie gemedicaliseerd
daard Cardiovasculair risicomanagement.
een nierziekte (glomerulonefritis) kunnen geven
wordt. Daarnaast tonen verschillende onderzoe-
zijn: systemische lupus erythematodes, reumati-
ken aan dat het cardiovasculair sterfterisico en
sche ziekten (mixed connective tissue disease, reuma-
het totale sterfterisico pas sterk stijgen bij een
toïde artritis, de ziekte van Sjögren en scleroder-
eGFR < 45 ml/min/1,73m2 [Nice 2008]. Deze LTA
In de normale populatie is een hogere zoutin-
adviseert daarom bij een eGFR van 45 tot 60 ml/
name geassocieerd met meer voorkomen van
min/1,73m2 bij personen ouder dan 65 jaar ook
micro-albuminurie, een grotere kans op hartfalen
andere aspecten mee te wegen bij de beslis-
(vooral als er ook overgewicht is) en een hogere
sing een nefroloog te consulteren. Met name
mortaliteit [Verhave 2004; Krikken 2007; He 2002;
een snelle achteruitgang van de nierfunctie en
Tuomilehto 2001]. Bij patiënten met essentiële
een toename van de micro-albuminurie. Dit laat
hypertensie is aangetoond dat natriumbeperking
dominant en autosomaal-recessief overerven.
onverlet dat een eGFR < 60 ml/min/1,73m3 wel
in het dieet bloeddrukverlagend werkt en reduc-
Klinische symptomen zijn pijn in de rug en/of
consequenties heeft voor bijvoorbeeld de klaring
tie van cardiovasculaire complicaties geeft [Sacks
de fl ank, de aanwezigheid van een abdominale
van door de nier uitgescheiden medicatie. Alge-
2001; Melander 2007; Cook 2007]. Op grond van
massa, macroscopische haematurie, urineweg-
mene adviezen en maatregelen zijn daarom wel
deze gegevens én het gegeven dat schade aan het
infecties en hypertensie. Op de leeftijd van
van toepassing bij deze groep patiënten.
nierparenchym aanleiding geeft tot natriumreten-
zeventig jaar is er in 50 tot 75% van de gevallen
In de NIV/nfN-Richtlijn Chronische nierschade
tie, wordt als niet-farmacologische behandeling
wordt nog een verdere onderverdeling in leef-
van hypertensie bij nierschade een natriumbe-
tijdscategorieën (< 65 jaar, 65 tot 75 jaar en >
perking in het dieet van 2.000 mg (= 5 gram zout)
Meestal is er sprake van een X-gebonden over-
75 jaar) gemaakt. De LTA-werkgroep heeft voor-
ervend ziektebeeld berustend op een afwijking
alsnog besloten vanwege de eenvoud slechts
van de α-keten van collageen IV. Hierdoor wordt
één afkappunt voor de leeftijd te gebruiken. De
de glomerulaire basale membraan aangetast.
indeling op basis van leeftijd en eGFR dient
vanzelfsprekend niet als absoluut gezien te wor-
In alle huisartseninformatiesystemen is het
haematurie, gehoorverlies en oogafwijkingen
den: iemand van 64 jaar met een eGFR van 47 ml/
mogelijk een verminderde nierfunctie te signale-
(lensafwijkingen en stippeling van de retina). De
min/1,73m2 heeft niet een sterk afwijkende nier-
ren als een actieve episode en de medicatiebewa-
nierfunctie neemt af vanaf het tiende levensjaar.
functie, terwijl dit een jaar later als fysiologisch
king hierop te laten uitvoeren. Doseringsadviezen
bij een verminderde nierfunctie zijn vastgelegd
In zeldzame gevallen kan persisterende micro-
in de G-standaard, die verwerkt is in de huis-
albuminurie, zonder bijkomende hypertensie,
artsinformatiesystemen. Bij het voorschrijven
veroorzaakt worden door de ziekte van Fabry. De
van medicatie die nefrotoxisch is of waarvan de
ziekte van Fabry is een stapelingsziekte, waarbij
In een aantal recente cohortstudies is naar voren
dosering aanpassing behoeft, wordt dan automa-
er een defi ciëntie is van het lysosomale enzym
gekomen dat roken het risico op het ontwik-
α-galactosidase. De ziekte erft X-gebonden
kelen van chronische nierschade en proteïnurie
Adviezen zijn behoudens in de G-standaard ook
over. Klinische verschijnselen zijn pijn aan de
vergroot [Ejerblad 2004; Shankar 2006; Tozawa
vastgelegd in een boekje [KNMP-WINAp 2007].
extremiteiten, angiohematomen op de romp en
2002]. Bij patiënten met een verminderde nier-
Tabel 3 is gebaseerd op de G-standaard.
een stippeling van de cornea. Op jongvolwassen
functie met daarbij diabetes mellitus type 2 of
leeftijd kunnen hematurie en milde proteïnurie ontstaan. Rond het vijftigste levensjaar is er
Tabel 5 Testeigenschappen echografi e voor het aantonen van cystenieren
meestal een eindstadium nierfalen ontstaan. De ziekte kan behandeld worden met het toedienen
Leeftijd (jaren) Criteria Sensitiviteit Specifi citeit
De huisarts kan bij aanwijzingen voor cystenieren
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
sie en micro-albuminurie is gelegen in het feit
van de fosfaatintake en het toedienen van fos-
dat er geen onderzoek uitgevoerd is, waarin de
faatbinders (eventueel calciumhoudend bij een
Bij een daling van de nierfunctie > 3 ml/
effectiviteit van ACE-remmers en angiotensine-
laag serumcalcium). Ter voorkoming van extra-
min/1,73m2 bij een jaarlijkse controle zal in
II-antagonist bij patiënten met hypertensie en
ossale calciumfosfaatneerslagen dient niet meer
eerste instantie de eGFR op kortere termijn
micro-albuminurie (zonder bijkomende nierfunc-
dan 2000 mg elementair calcium per dag gegeven
(bijvoorbeeld zes weken) herhaald moeten
tiestoornis) ten opzichte van placebo of andere
worden. Daarnaast kan gekeken worden of er in
hypertensiva op het cardiovasculaire eindpunten
het dossier oudere waarden van het serumcrea-
is aangetoond. De HOPE-studie laat zien dat
tinine bekend zijn, en hoe het verloop van deze
bij hoogrisicopatiënten (patiënten met HVZ
waarden is (geleidelijk toenemend of stabiel).
of diabetes mellitus en ten minste één andere
Verwijs patiënten met een macro-albuminurie in
In principe is consultatie van de tweede lijn
risicofactor) behandeling met ACE-remmers
principe altijd naar de nefroloog. Alleen bij het
aangewezen bij een daling van de eGFR > 3 ml/
de cardiovasculaire mortaliteit en het risico op
bestaan van een hoge bloeddruk en een macro-
min/1,73m2 per jaar. Bij hoogbejaarden (arbitrair
een myocardinfarct of CVA vermindert (RR 0,78;
albuminurie < 1 gram, zonder afwijkende eGFR
ouder dan tachtig jaar) kan 5 ml/min/1,73m2 per
95%-BI 0,70 tot 0,86) [Anonymus 2000]. 40% van
of afwijkende bevindingen bij het urinesediment,
de in dit onderzoek geïncludeerde patiënten
en waarbij de oorzaak van de macro-albuminurie
had diabetes mellitus, 45% hypertensie en 20%
bekend is (bijvoorbeeld indien de patiënt in het
micro-albuminurie. Er werd echter geen aparte
verleden een glomerulonefritis doormaakte),
Behandeling bij oriënterend onderzoek gevon-
analyse van de patiënten met hypertensie en
kunnen patiënten eventueel behandeld worden
in de eerste lijn. Indien er in dit geval na behan-
Bekend is dat personen met micro-albuminurie
Geadviseerd wordt consultatie van een nefroloog
deling van de bloeddruk binnen drie maanden
een verhoogd cardiovasculair risico hebben.
te overwegen bij een persisterende stijging van
geen verlaging van de bloeddruk en vermindering
Onbekend is of er bij patiënten bij een stabiele
de albuminurie ondanks adequate behandeling
van de proteïnurie (gemeten in 24-uurs urine) is,
micro-albuminurie een verhoogd risico op eind-
van de bloeddruk. Indien er geen aanwijzingen
zijn voor een andere oorzaak van de albuminurie
Als onderdeel van de PREVEND-studie is geke-
dan de diabetes mellitus type 2 of de hypertensie
ken naar het effect van fosinopril bij patiënten in
en het albuminegehalte in de urine slechts lang-
de algemene bevolking met micro-albuminurie
zaam toeneemt, kan dit een reden zijn de tweede
De NIV/nfN-Richtlijn Chronische nierschade stelt
(n = 864; 2,6% diabetes mellitus type 2, RR <
dat het belangrijk is een zo laag mogelijke bloed-
160/100mmHg) [Asselbergs 2004]. De follow-up
druk te bereiken zonder dat de patiënt last heeft
duur was gemiddeld 46 maanden. Fosinopril
van bijwerkingen zoals orthostatische hypoten-
verminderde wel de hoeveelheid albumine in de
sie. De streefwaarde en behandeldrempel voor de
urine met 26%, maar was niet effectief op het pri-
Soms kan door huisartsenlaboratoria op prik-
bloeddruk bij patiënten verwezen naar de tweede
maire eindpunt (cardiovasculaire mortaliteit en
punten of bij huisbezoeken het PTH niet bepaald
morbiditeit; HR 0,60; 95%-BI 0,33 tot 1,10). Moge-
worden, omdat de monsters binnen dertig minu-
Bij patiënten met een verminderde nierfunctie is
lijk was de onderzoeksgroep niet groot genoeg
ten verwerkt moeten worden. In dit geval kan na
behandeling van een te hoge bloeddruk belang-
om een effect op harde eindpunten aan te tonen.
centrifuge van het bloedmonster bij circa 1500
rijk om progressie van nierschade tegen te gaan
Ander onderzoek naar het effect van RAS-rem-
gram het bovenstaande deel van de buis in een
én om het additionele cardiovasculaire risico ten
mers bij patiënten met micro-abuminurie, maar
aparte, afgesloten buis in de koelkast bewaard
gevolge van de chronische nierschade te ver-
zonder hypertensie of diabetes mellitus type 2,
worden tot het moment van transport.
minderen [Whelton 1997; Peterson 1995]. Zelfs
werd niet gevonden. De werkgroep is daarom van
binnen normostensieve waarden gaat een lagere
mening dat er vooralsnog onvoldoende bewijs is
bloeddruk gepaard met een minder snelle achter-
voor behandeling van patiënten met micro-albu-
uitgang van de nierfunctie dan een hogere [Cho-
minurie met ACE-remmers, indien er geen sprake
banian 2003; Bilous 1999; Klahr 1994; European
is van diabetes mellitus type 2 of hypertensie.
Society of Hypertension (ESH) and European
Blijkt er bij controle na één jaar een persisteren-
De NHG-Standaard Cardiovasculair risicoma-
Society of Cardiology (ESC) Task Force 2007].
de toename van de albuminurie te bestaan, over-
nagement adviseert bij patiënten met hyperten-
weeg dan consultatie van een nefroloog. Blijkt er
sie bij de aanwezigheid van een verminderde
bij controle een verhoogde bloeddruk te bestaan:
nierfunctie, behandeling met een RAS-remmer
behandel dan volgens bestaande richtlijnen en
Proteïnurie is een onafhankelijke risicofactor
overweeg consultatie van een nefroloog bij per-
De NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2
voor de progressie van chronische nierschade.
sisterende toename van de albuminurie ondanks
geeft geen specifi eke behandeladviezen voor een
Aangetoond is dat naarmate de door ingestelde
adequate behandeling van de bloeddruk. Blijkt
verhoogde bloeddruk bij patiënten met een ver-
behandeling proteïnurie meer daalt, de snelheid
er bij controle een eGFR < 60ml/min/1,73m2
minderde nierfunctie. De standaard adviseert te
van achteruitgang van GFR beter wordt tegen-
te bestaan, volg dan afhankelijk van de leeftijd
overwegen een nefroloog te consulteren bij een
gegaan. Behandeling dient gericht te zijn op het
en de hoogte van de eGFR de richtlijnen zoals
verminderde nierfunctie, met name om een strin-
laten dalen van de proteïnurie onder de 1 gram/24
beschreven in de paragraaf ‘Beleid’.
gentere behandeling van de bloeddruk (streef-
uur. ACE-remmers of angiotensine-II-antagonisten
waarde 130/80 mmHg) te bespreken. Indien naast
zijn middel van eerste keuze. De NIV/nfN-richtlijn
de verminderde nierfunctie tevens micro-albumi-
adviseert terughoudend te zijn met het voorschrij-
Behandeling van patiënten met diabetes melli-
nurie bestaat, adviseert de standaard bij voorkeur
ven van combinatietherapie met een ACE-remmer
tus type 2 of hypertensie met micro-albumi-
een ACE-remmer voor te schrijven (zie noot 25).
nurieDe NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2
adviseert patiënten met micro-albuminurie en
Preventie van stoornissen in de calcium- en
een levensverwachting van minimaal tien jaar,
Een eiwitbeperkt dieet dient onder begeleiding
onafhankelijk van de hoogte van de bloeddruk,
Doel van de behandeling is het fosfaat- en calci-
van een diëtist te worden gevolgd om zorg te
umgehalte binnen normale grenzen te houden:
dragen voor voldoende energie-intake en het
dere nierschade te beperken. In verschillende
calcium 2,1 tot 2,4 mmol/l (en lager dan 2,54
voorkomen van ondervoeding. Omdat het bereik-
onderzoeken is aangetoond dat ACE-remmers de
mmol/l) en serumfosfaatgehalte ≤ 1,49 mmol/l.
te gunstige effect van een eiwitbeperkt dieet pas
progressie van micro-albuminurie naar macro-
Indien de PTH-spiegel verhoogd is, moet vitami-
na jaren wordt gezien, is het raadzaam eiwitbe-
albuminurie kunnen uitstellen en de regressie
ne D gegeven worden. Omdat bij 70 tot 80% van
perking alleen te gebruiken bij patiënten met een
naar normo-albuminurie bevorderen [Romero
de patiënten met chronische nierschade stadium
levens- en behandelverwachting van meer dan
3 tot 4 een verlaagd 25-hydroxycholecalciferol-
vijf tot tien jaar. De nfN-Richtlijn beveelt eiwitbe-
[Anonymus 2000]. De NHG-Standaard Diabetes
gehalte blijkt te bestaan, kan in eerste instantie
perking alleen aan voor patiënten met een hoog
mellitus type 2 beveelt voor diabetespatiënten
worden volstaan met de niet-actieve vorm van
risico op progressief nierfunctieverlies. In de
met hypertensie en micro-albuminurie geen
vitamine D (colecalciferol). Blijft de PTH-spiegel
praktijk zijn dit patiënten met macro-albuminurie
andere streefwaarden aan dan bij patiënten
na suppletie met niet-actief vitamine D ver-
(proteïnurie). Een eiwitbeperkt dieet vermindert
zonder micro-albuminurie (namelijk 140/90). Wel
hoogd, dan moet tevens actief vitamine D gege-
de fosfaatbelasting, waardoor bij een eGFR < 60
wordt aangegeven dat bij deze patiënten verder
ven worden. In dit geval zal 1-alfa-hydroxylering
ml/min/1,73m2 de calciumfosfaathuishouding
verlagen van de bloeddruk zinvol is.
van colecalciferol in de nier tot het werkzame
De NHG-Standaard Cardiovasculair risicoma-
calcitrol veel minder tot niet meer plaatsvinden.
nagement adviseert bij patiënten met hyperten-
(Vrij verkrijgbare) preparaten met ergocalciferol
sie bij de aanwezigheid van (micro-)albuminurie,
en colecalciferol en ook levertraan zijn dus niet
behandeling met een RAS-remmer als eerste
Er is een aantal omstandigheden, waarbij risico
Om het serumfosfaat binnen de doelwaarden te
bestaat op een acute verslechtering van een
Reden waarom RAS-remmers (nog) niet kunnen
houden, kan in overleg met nefroloog besloten
reeds bestaande chronische nierfunctiestoornis:
worden aanbevolen bij patiënten met hyperten-
worden tot een eiwitbeperkt dieet ter beperking
– Ondervulling en dehydratie moeten worden
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
voorkomen (bijvoorbeeld bij braken en diarree
nische nierschade behandeling ter preventie van
bestaat de neiging tot oedeemvorming ten gevol-
in combinatie met het gebruik van diuretica en
cardiovasculaire complicaties worden overwo-
ge van natriumretentie. Indien dit optreedt, moet
gen. Er is onvoldoende bewijs dat het geven van
de Na+-intake worden beperkt tot 2000 mg/dag
– Nefrotoxische medicamenten moeten zo
statines nuttig is ter preventie van progressie van
of 86 mmol NaCl (= 5 gram zout/dag), de vochtin-
mogelijk worden vermeden. Een verminderde
nierfunctieverlies. De NIV/nfN-Richtlijn adviseert
take worden gematigd en moeten er zonodig diu-
glomerulaire fi ltratie zal bij geneesmiddelen,
alleen behandeling met acetylsalicylzuur (80 tot
retica worden voorgeschreven. Het serumkalium-
die voornamelijk door de nieren worden uitge-
100 mg) bij patiënten met chronische nierschade
gehalte blijft doorgaans binnen normale grenzen
scheiden tot hoge bloedspiegel, en door sterk
en een cardiovasculaire complicatie.
tot de GFR < 5 ml/min/1,73m2 daalt of oligurie
verhoogde halfwaardetijden, tot cumulatie (en
optreedt. Hyperkaliëmie kan eerder optreden
intoxicatie) leiden. Met name geneesmiddelen
bij patiënten met diabetes mellitus, tubulo-
met een kleine therapeutische breedte, welke
interstitiële aandoeningen, metabole acidose, en
voornamelijk renaal geklaard worden, kunnen
Behandeling van renale anemie vindt plaats door
bij gebruik van bepaalde medicamenten (onder
aanleiding geven tot intoxicaties. Aanpassing
middel van subcutane toediening van erythropo-
andere kaliumsparende diuretica, ACE-remmers,
etine. Daarbij moet worden zorg gedragen voor
NSAID`s, ß-blokkers en trimethoprim). Behan-
gebeuren door verlaging van de dosering of
een goede ijzersuppletie. Er moet een serumhe-
deling van hyperkaliëmie vindt in overleg met
verlenging van het doseringsinterval (of een
moglobinegehalte van 6,8 – 7,4 mmol/l worden
de nefroloog plaats. In geval van hyperkaliëmie
combinatie van beiden, zie tabel 3).
dient ter preventie van hartritmestoornissen de
– Er moeten specifi eke maatregelen worden
kaliuminname beperkt te worden tot 2000 tot
genomen bij indicatie voor gebruik van rönt-
2400 mg/dag of 52 tot 62 mmol K+. Bij K+ > 6
mmol/l dienen zonodig orale kationenwisselaars
– Bij een eGFR < 30ml/min/1,73m2 is gebruik van
Ter preventie van eiwitkatabolisme door meta-
te worden gegeven. Wanneer er ook oedeem (=
gadolinium als contrastmiddel bij MRI wegens
bole acidose wordt geadviseerd bij een serum-
natriumretentie) bestaat, moet gekozen worden
hoog risico op ontstaan van nefrogene syste-
bicarbonaatgehalte < 18 mmol/l orale suppletie
voor calciumhoudende kationenwisselaars.
met natriumbicarbonaat te starten en te streven naar een veneus serumbicarbonaatgehalte van 20
Preventie cardiovasculaire complicatiesBij patiënten met chronische nierschade moet
op grond van de hoogte van het additionele
cardiovasculaire risico ten gevolge van de chro-
Bij veel patiënten met een chronische nierziekte
Literatuurlijst
C, Whelton PK. Dietary sodium intake and
Chobanian AV, Bakris GL, Black HR, Cushman
incidence of congestive heart failure in over-
Ahmad J, Siddiqui MA, Ahmad H. Effective
WC, Green LA, Izzo JL, Jr., et al. The Seventh
postponement of diabetic nephropathy with
Report of the Joint National Committee on
enalapril in normotensive type 2 diabetic
Prevention, Detection, Evaluation, and Tre-
Epidemiologic Follow-up Study. Arch Intern
patients with microalbuminuria. Diabetes
atment of High Blood Pressure: the JNC 7
Hsu CY, McCulloch CE, Iribarren C, Darbinian
Anonymus. Effects of ramipril on cardiovascular
Chuahirun T, Simoni J, Hudson C, Seipel T, Khan-
and microvascular outcomes in people with
na A, Harrist RB, et al. Cigarette smoking
diabetes mellitus: results of the HOPE study
exacerbates and its cessation ameliorates
renal injury in type 2 diabetes. Am J Med Sci
Iseki K. Body mass index and the risk of chronic
Prevention Evaluation Study Investigators.
renal failure: the Asian experience. Contrib
Cockcroft DW, Gault MH. Prediction of creatinine
Asselbergs FW, Diercks GF, Hillege HL, Van
clearance from serum creatinine. Nephron
Iseki K, Ikemiya Y, Kinjo K, Inoue T, Iseki C,
Takishita S. Body mass index and the risk of
Effects of fosinopril and pravastatin on car-
Cook NR, Cutler JA, Obarzanek E, Buring JE,
development of end-stage renal disease in a
diovascular events in subjects with microal-
Rexrode KM, Kumanyika SK, et al. Long term
screened cohort. Kidney Int 2004;65:1870-6.
buminuria. Circulation 2004;110:2809-16.
effects of dietary sodium reduction on car-
Kemperman FA, Krediet RT, Arisz L. Formula-
Avorn J, Bohn RL, Levy E, Levin R, Owen WF, Jr.,
diovascular disease outcomes: observational
derived prediction of the glomerular filtration
Winkelmayer WC, et al. Nephrologist care
follow-up of the trials of hypertension pre-
rate from plasma creatinine concentration.
and mortality in patients with chronic renal
insufficiency. Arch Intern Med 2002;162:2002-
De Grauw WJ, Van de Lisdonk EH, Van de Hoog-
Klahr S, Levey AS, Beck GJ, Caggiula AW,
Hunsicker L, Kusek JW, et al. The effects
Bakker AJ, De Grauw WJ. Methoden van urine-
Willems JL, et al. Screening for microalbu-
of dietary protein restriction and blood-
verzameling voor het bepalen van microal-
minuria in type 2 diabetic patients: the eva-
buminurie: tijd voor consensus. Ned Tijdschr
luation of a dipstick test in general practice.
chronic renal disease. Modification of Diet
in Renal Disease Study Group. N Engl J Med
Bergstrom J, Alvestrand A, Bucht H, Gutierrez A.
Dinneen SF, Gerstein HC. The association of
Progression of chronic renal failure in man is
microalbuminuria and mortality in non-insu-
KNMP-WINAp. Verminderde nierfunctie. Dose-
retarded with more frequent clinical follow-
lin-dependent diabetes mellitus. A systema-
ups and better blood pressure control. Clin
tic overview of the literature. Arch Intern Med
Krikken JA, Lely AT, Bakker SJL, Navis G. The
Berl T, Henrich W. Kidney-heart interactions: epi-
Eadington DW. Delayed referral for dialysis.
effect of a shift in sodium intake on renal
demiology, pathogenesis, and treatment. Clin
Nephrol Dial Transplant 1996;11:2124-6.
Ejerblad E, Fored CM, Lindblad P, Fryzek J,
Bilous R. Blood pressure control in type 2 diabe-
Dickman PW, Elinder CG, et al. Association
tes--what does the United KingdomProspec-
between smoking and chronic renal failure in
Levey AS, Bosch JP, Lewis JB, Greene T, Rogers N,
tive Diabetes Study (UKPDS) tell us? Nephrol
a nationwide population-based case-control
Roth D. A more accurate method to estimate
study. J Am Soc Nephrol 2004;15:2178-85.
glomerular filtration rate from serum creati-
Bo S, Ciccone G, Rosato R, Gancia R, Grassi G,
European Society of Hypertension (ESH) and
nine: a new prediction equation. Modification
Merletti F, et al. Renal damage in patients
European Society of Cardiology (ESC) Task
of Diet in Renal Disease Study Group. Ann
with Type 2 diabetes: a strong predictor of
Force. Summary of the 2007 European Soci-
mortality. Diabet Med 2005;22:258-65.
Levey AS, Coresh J, Balk E, Kausz AT, Levin A,
Brenner BM, Cooper ME, De Zeeuw D, Keane WF,
Society of Cardiology (ESC) guidelines for the
Steffes MW, et al. National Kidney Founda-
Mitch WE, Parving HH, et al. Effects of losar-
management of arterial hypertension. Vasc
tion practice guidelines for chronic kidney
tan on renal and cardiovascular outcomes in
disease: evaluation, classification, and strati-
patients with type 2 diabetes and nephropa-
Go AS, Chertow GM, Fan D, McCulloch CE, Hsu
fication. Ann Intern Med 2003;139:137-47.
CY. Chronic kidney disease and the risks of
Levey AS, Coresh J, Greene T, Stevens LA, Zhang
Chagnac A, Weinstein T, Herman M, Hirsh J,
death, cardiovascular events, and hospitaliza-
YL, Hendriksen S, et al. Using standardized
Gafter U, Ori Y. The effects of weight loss on
tion. N Engl J Med 2004;351:1296-305.
serum creatinine values in the modification
renal function in patients with severe obesity.
He J, Ogden LG, Bazzano LA, Vupputuri S, Loria
of diet in renal disease study equation for
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
estimating glomerular filtration rate. Ann
Perneger TV, Nieto FJ, Whelton PK, Klag MJ,
among smoking, heavy drinking, and chronic
Comstock GW, Szklo M. A prospective study
kidney disease. Am J Epidemiol 2006;164:263-
Levey AS, Coresh J, Greene T, Marsh J, Stevens
LA, Kusek JW, et al. Expressing the Modifica-
Results from the ‘Clue’ Study and the ARIC
Shemesh O, Golbetz H, Kriss JP, Myers BD.
tion of Diet in Renal Disease Study equation
Limitations of creatinine as a filtration mar-
for estimating glomerular filtration rate with
Peterson JC, Adler S, Burkart JM, Greene T,
ker in glomerulopathic patients. Kidney Int
standardized serum creatinine values. Clin
Hebert LA, Hunsicker LG et al. Blood pres-
sure control, proteinuria, and the progres-
Shulman NB, Ford CE, Hall WD, Blaufox MD,
Lewis EJ, Hunsicker LG, Clarke WR, Berl T, Pohl
sion of renal disease. The Modification of
MA, Lewis JB, et al. Renoprotective effect of
Diet in Renal Disease Study. Ann Intern Med
value of serum creatinine and effect of tre-
the angiotensin-receptor antagonist irbesar-
atment of hypertension on renal function.
tan in patients with nephropathy due to type
Rahman M, Pressel S, Davis BR, Nwachuku C,
Results from the hypertension detection and
2 diabetes. N Engl J Med 2001;345:851-60.
Wright JTJ, Whelton PK et al. Cardiovascular
follow-up program. The Hypertension Detec-
Melander O, Von Wowern F, Frandsen E, Burri
outcomes in high-risk hypertensive patients
P, Willsteen G, Aurell M, et al. Moderate salt
stratified by baseline glomerular filtration
Group. Hypertension 1989;13:I80-I93.
restriction effectively lowers blood pressure
rate. Ann Intern Med 2006;144:172-80.
Speckman RA, McClellan WM, Volkova NV, Jurko-
and degree of salt sensitivity is related to
Ravid M, Lang R, Rachmani R, Lishner M. Long-
vitz CT, Satko SG, Schoolwerth AC, et al. Obe-
baseline concentration of renin and N-ter-
term renoprotective effect of angiotensin-
sity is associated with family history of ESRD
minal atrial natriuretic peptide in plasma. J
converting enzyme inhibition in non-insulin-
in incident dialysis patients. Am J Kidney Dis
dependent diabetes mellitus. A 7-year follow-
Mogensen CE. Microalbuminuria and hypertensi-
up study. Arch Intern Med 1996;156:286-9.
Stichting Renine. Registratie Nierfunktievervan-
on with focus on type 1 and type 2 diabetes. J
Romero R, Salinas I, Lucas A, Abad E, Reverter
ging (2007). http://www.renine.nl. Geraad-
JL, Johnston S, et al. Renal function changes
Morales E, Valero MA, Leon M, Hernandez E,
in microalbuminuric normotensive type II
Tozawa M, Iseki K, Iseki C, Oshiro S, Ikemiya Y,
Praga M. Beneficial effects of weight loss in
diabetic patients treated with angiotensin-
Takishita S. Influence of smoking and obesity
overweight patients with chronic proteinuric
converting enzyme inhibitors. Diabetes Care
on the development of proteinuria. Kidney
nephropathies. Am J Kidney Dis 2003;41:319-
Rosansky SJ, Hoover DR, King L, Gibson J. The
Tuomilehto J, Jousilahti P, Rastenyte D, Moltcha-
NHG. NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2.
association of blood pressure levels and
nov V, Tanskanen A, Pietinen P, et al. Urinary
Tweede herziening (2006). http://nhg.artsen-
change in renal function in hypertensive and
sodium excretion and cardiovascular morta-
net.nl/kenniscentrum/k_richtlijnen/k_NHG-
nonhypertensive subjects. Arch Intern Med
lity in Finland: a prospective study. Lancet
NHG. NHG-Standaard Cardiovasculair risicoma-
Rostand SG, Drueke TB. Parathyroid hormone,
Van der Snoek BE, Hoitsma AJ, Van Weel C,
nagement. In: Wiersma Tj, Boukes FS, Geijer
vitamin D, and cardiovascular disease in
Koene RA. Dysmorfe erytrocyten in het urine-
chronic renal failure. Kidney Int 1999;56:383-
sediment bij het onderscheiden van urologi-
daarden voor de huisarts 2009. Houten; Bohn
sche en nefrologische oorzaken van hematu-
Sacks FM, Svetkey LP, Vollmer WM, Appel LJ,
rie. Ned Tijdschr Geneeskd 1994;138:721-6.
NICE. Chronic Kidney Disease (2008). http://
Bray GA, Harsha D, et al. Effects on blood
Verhave JC, Hillege HL, Burgerhof JGM, Janssen
pressure of reduced dietary sodium and the
WMT, Gansevoort RT, Navis GJ, et al. Sodium
intake affects urinary albumin excretion espe-
Nierstichting. Feiten en cijfers 2008). http://
cially in overweight subjects. J Intern Med
www.nierstichting.nl/ziekte/feiten_en_cijfers.
Research Group. N Engl J Med 2001;344:3-10.
Sano T, Hotta N, Kawamura T, Matsumae H,
Walker WG, Neaton JD, Cutler JA, Neuwirth R,
NIV/CBO. Richtlijn diabetische nefropathie
Chaya S, Sasaki H, et al. Effects of long-term
Cohen JD. Renal function change in hyper-
(2006). http://www.internisten.nl>richtlijnen.
enalapril treatment on persistent microal-
tensive members of the Multiple Risk Factor
NIV/nfN. Richtlijn voor de behandeling van
buminuria in normotensive type 2 diabetic
Intervention Trial. Racial and treatment
patiënten met chronische nierschade (2009).
patients: results of a 4-year, prospective, ran-
domized study. Diabet Med 1996;13:120-4.
Parving HH, Lehnert H, Brochner-Mortensen J,
Schiffl H, Lang SM, Fischer R. Stopping smo-
Wetzels JF, Kiemeney LA, Swinkels DW, Willems
Gomis R, Andersen S, Arner P. The effect of
king slows accelerated progression of renal
HL, Den Heijer M. Age- and gender-specific
irbesartan on the development of diabetic
failure in primary renal disease. J Nephrol
reference values of estimated GFR in Cauca-
nephropathy in patients with type 2 diabetes.
sians: the Nijmegen Biomedical Study. Kid-
Segura J, Ruilope LM, Zanchetti A. On the
Pei Y, Obaji J, Dupuis A, Paterson AD, Magistroni
importance of estimating renal function for
Whelton PK, He J, Perneger TV, Klag MJ. Kidney
R, Dicks E, et al. Unified criteria for ultra-
cardiovascular risk assessment. J Hypertens
damage in ‘benign’ essential hypertension.
sonographic diagnosis of ADPKD. J Am Soc
Curr Opin Nephrol Hypertens 1997;6:177-83.
Shankar A, Klein R, Klein BE. The association
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
Tabel 3 Enkele veelgebruikte medicamenten en aanpassing bij een verminderde nierfunctie22
Medicament Advies of alternatief
Doseer zoals gebruikelijk op geleide van effect en bijwerkingen, lagere
dosering kan nodig zijn. Omzetten naar fentanyl kan ook, dan is dosisaanpassing niet nodig: zie FTR Pijnbestrijding.
Geef zo mogelijk paracetamol en vermijd NSAID’s, indien toch noodzakelijk dan alleen kortdurend geven en ten minste voorafgaand aan en week na start nierfunctie controleren.
Verhoogde kans op bijwerkingen i.v.m. Verlaag doseerfrequentie bij een gewoon preparaat tot maximaal 2 tot 3 verlenging halfwaardetijd
keer per dag, geef maximaal 200 mg per dag van tramadol met gereguleerde afgifte.
Pas alleen de hoge dosering, die wordt gebruikt bij herpes zoster aan: 800 mg 3 keer per dag.
Doseringsinterval verlengen tot 12 uur, dus geef 2 maal daags
standaarddosis of kies indien mogelijk ander antibioticum.
Halveer normale dosis en handhaaf normaal dosisinterval.
Bij eenmalige dosis is geen aanpassing nodig, geef bij meermalige toediening de halve dosis.
Dosis halveren of doseringsinterval verdubbelen of kies voor ander antibioticum.
Geef bij 30 tot 50 ml/min de normale dosis 1 maal daags, halveer bij 10 tot 30 ml/min de normale dosis 1 maal daags.
Bij eenmalige toediening is geen aanpassing nodig, geef bij meermalige toediening normale startdosis en halveer onderhoudsdosering.
Nitrofurantoine is gecontra-indiceerd; alternatief trimethoprim (de eerste
3 dagen normale dosering en daarna halve dosering of dosering op geleide van de bloedspiegel).
Kies ander antibioticum, omdat risico bestaat dat de spiegel niet hoog genoeg wordt.
Bij eenmalige dosis is geen aanpassing nodig, geef bij meermalige toediening bij 30 tot 50 ml/min 50% en bij 10 tot 30 ml/min 25% van de normale dosering.
Geef als onderhoudsdosering 250 mg 1 keer per dag.
Dosis verlagen, afhankelijk van klaring en de indicatie volgens schema fabrikant (zie bijsluiter).
Bij 30 – 50 ml/min: startdosering verlagen tot 2 maal daags 500 mg; bij <
Geldt niet voor tolbutamide. Bij < 50 ml/min startdosering halveren of
omzetten naar tolbutamide of insuline.
Controleer regelmatig de kaliumspiegel.
Zet om naar metoprolol of halveer de normale dosering.
Halveer de normale dosering en geef maximaal 10 mg/dag.
Toxiciteit (misselijkheid, braken, visus
Bij 10 tot 50 ml/min halveer de oplaaddosering, Initiële
verstoring, delier) en ritmestoornissen.
onderhoudsdosering na opladen: 0,125 mg/dag. Pas de dosering daarna aan op geleide van het klinische beeld.
Start met normale dosering, verhoog zo nodig dosering op geleide van
effect; max. 1000 mg furosemide en 10 mg bumetanide per dag.
Dosering op geleide van de bijwerkingen.
< 30/50 Verhoogde kans op bijwerkingen,
Dosisaanpassing kan nodig zijn afhankelijk van de stof. Tot 10 ml/min
geen aanpassing nodig bij fosinopril en Angiotensine-II-Antagonisten (met uitzondering van olmesartan).
Dosis verlagen en doseerinterval verdubbelen, bij 10 tot 50 ml/min max 160 mg/dag, bij 10 tot 30 ml/min max 80 mg/dag.
Controleer 2 keer per jaar de kaliumspiegel.
Bij 30 tot 50 ml/min pas dosering aan start met 12,5 mg
hydrochloorthiazide 1 maal daags, zonodig verhogen op geleide van effect;
vaak is een hogere dosering dan normaal nodig.
Geef 50% van de normale dosering, controleer regelmatig de kaliumspiegel.
Vanwege het farmacodynamische effect heeft, indien mogelijk, verlagen van
de doseringsfrequentie naar 1x per dag de voorkeur boven halveren van de dosis, geef de helft van normale dagdosering.
Geef zo mogelijk domperidon of halveer de normale dosering.
Halveer de normale dosering of wijzig in (des)loratadine.
fexofenadine/terfenadineMiddelen bij jichtAllopurinol
Pas de onderhoudsdagdosering aan: bij 50 tot 80 ml/min 300 mg/dag; bij
30 tot 50 ml/min 200 mg/dag; bij 10 tot 30 ml/min 100 mg/dag.
Geef geen benzbromaron bij < 30 ml/min.
of uraatnefropathie en verminderde werking
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
Medicament Advies of alternatief
Verlaag de dagdosering tot maximaal 0.5 mg per dag.
Vervang lithium indien mogelijk door anti-epilepticum (lamotrigine,
carbamazepine, valproinezuur) en/of een atypisch antipsychoticum.
Halveer, als dat niet mogelijk is, de normale dosering. Pas volgens vigerende richtlijnen dosering aan op geleide van spiegelbepaling.
Verhoogde kans op bijwerkingen, wees Midazolam wordt net als anders gedoseerd op geleide van effect en alert op cumulatie
bijwerkingen. Controleer zo nodig spiegels, ook van metabolieten, bij langdurig gebruik.
Halveer de normale aanvangsdosering en doseer op geleide van effect en bijwerkingen.
PM-adviezen zijn gebaseerd op de doseringsadviezen bij een verminderde nierfunctie zoals vastgelegd in de NHG-Standaarden en G-standaard en gelden alleen voor patiënten met een eGFR > 10 ml/min.
Beleid bij micro-albuminurie en verminderde eGFR
– activeren medicatiebewaking bij verminderde nierfunctie
is er sprake van diabetes mellitus type 2 of hypertensie?
Verwijs direct naar een nefroloog patiënten met:– macro-albuminurie (proteïnurie)– patiënten < 65 jaar en een eGFR < 45 ml/min/1,73m2 – patiënten > 65 jaar en een eGFR < 30 ml/min/1,73m2 – vermoeden van een onderliggende nierziekte
H u i s a r t s & W e t e n s c h a p
Step Therapy Program Information Step Therapy The step therapy program helps promote safe, quality and affordable pharmacy care. This program requires you to try a more cost-effective Step 1 drug before a less cost-effective Step 2 drug will be covered. If you have already taken the Step 1 drug, or if there is a medical reason why you cannot do so, your physician can submit a Ste
S.P.A BAHIA PHARM NEPENTHES Date : 20-10-2011 11 - 13 AMOXYPEN 500 mg B/1+1 pdre p sol inj01 - 13 BACICOLINE A LA BACTRACINE Fl/5 ml col yre 08 - 1202 - 14 AMOXYPEN 500 mg/5 ml Fl/60 ml pdre p sus 06 - 14 BANEOCIN 250UI/5000UI/G FL/10G pdre p a 08 - 13ACCU-CHEK Active B/50 Bandelettes réactives 06 - 12 AMPILINE 500 mg B/1+1 pdre p sol inj02 - 12 BECLOJET 250µG/BOUFFEE FL/200 doses su