Formularium pluimvee september 2008 laatst gewijzigd 081210 webversie

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor INHOUDSOPGAVE
INLEIDING. 2 CASCADE en OFF-LABEL-USE. 3 SPECIFIEKE OPMERKINGEN BIJ HET FORMULARIUM PLUIMVEE . 5 FORMULARIUM OPFOK- en EIERLEGGEND PLUIMVEE . 7 FORMULARIUM VLEESKUIKENS . 11 FORMULARIUM KALKOENEN. 16 FORMULARIUM EEND . 20 RESISTENTIEGEGEVENS . 24 Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 1 INLEIDING
Het formularium pluimvee is een onderdeel van het antibioticumbeleid van de KNMvD, gericht op een verantwoord antibioticumgebruik bij pluimvee. Het doel is voorwaarden te scheppen voor optimale effectiviteit en het voorkomen van het ontstaan en het verspreiden van resistente bacteriën door diergeneeskundig antibioticumgebruik. Er is een lijst van relevante indicaties voor het gebruik van antibiotica opgesteld, die naar de mening van de commissie de problematiek bij de betreffende diersoort zoveel als mogelijk omvat. Deze indicaties worden per orgaansysteem behandeld. In het formularium wordt alleen ingegaan op de therapie van bacteriële infecties m.b.v. antibiotica. Alleen daar waar de commissie het essentieel acht voor het te verwachten resultaat, worden eventuele preventieve en/of symptomatische maatregelen beschreven. De formulariumcommissie gaat er van uit dat de in dit formularium genoemde 1e, 2e en 3e keus middelen op de datum van het tot stand komen van het formularium geregistreerd zijn voor het doeldier en de betreffende indicatie met de aangegeven toedieningswijze. Indien de formulariumcommissie het wenselijk acht om antibiotica op te nemen die niet voor pluimvee geregistreerd zijn, wordt dit duidelijk aangegeven in een cave. Voor de doseringsschema’s wordt verwezen naar de bijsluiters van betreffende diergeneesmiddelen. Een uitzondering vormen die indicaties waarvoor de commissie van mening is dat voor het te verwachten therapeutisch effect een specifiek doseringsschema essentieel is en indien het om niet voor de indicatie of diersoort geregistreerd antibioticum gaat. In deze gevallen wordt een doseringsschema aangegeven in een cave. Voor het maken van een gefundeerde antibioticumkeuze is het stellen van een juiste diagnose onontbeerlijk. Immers de aard en de ernst van de aandoening kunnen bepalend zijn voor deze keuze. De aangegeven keuzevolgorde van de antibiotica is gebaseerd op de volgende aspecten: Effectiviteit: gebaseerd op biologische beschikbaarheid, farmacokinetiek, in vitro activiteit, gedocumenteerde effectiviteit, toxiciteit, aard en ernst van de aandoening en klinische ervaring; bij voorkeur dienen smal-spectrum middelen gebruikt te worden en middelen die de kans op het ontstaan en de verspreiding van resistentie zo veel mogelijk tegengaan. Die middelen die in ziekenhuizen als laatste middel tegen multiresistente bacteriën worden ingezet, zoals fluoroquinolonen en 3e-, en 4e-generatie cefalosporinen dienen, vooral bij koppelbehandelingen, met terughoudendheid gebruikt te worden. In dit formularium zijn de volgende definities gebruikt: Eerste-keuzemiddelen: zijn die antibiotica die, gebaseerd op het ziektebeeld, een goede te verwachten werkzaamheid en een smal spectrum hebben en minimale verstoring van de kolonisatieweerstand en een geringe kans op het ontstaan en de verspreiding van resistentie geven. zijn die antibiotica die, gebaseerd op het ziektebeeld, een goede te verwachten werkzaamheid hebben, maar welke niet volledig voldoen aan de overige criteria gesteld bij de 1e-keuzemiddelen. Redenen voor afwijken van de eerste keuze kunnen bijvoorbeeld zijn, bacteriële resistentie en interactie met een voedingsadditief. zijn antibiotica die terughoudend gebruikt dienen te worden. Ze dienen bij voorkeur toegepast te worden na isolatie van een verwekker die niet gevoelig is voor een eerste of tweede keuze middel. Het formularium is bedoeld als beargumenteerde richtlijn voor het antibioticumgebruik. Argumenten als bedrijfshistorie, verandering van gevoeligheid, ernst en snelheid van verloop van infectie etc., kunnen voor de voorschrijvende dierenarts reden zijn af te wijken van de geadviseerde keuzen. Voor een optimaal therapieresultaat en een minimale kans op resistentieontwikkeling is het van het grootste belang om een therapie, binnen de termijn gesteld op de bijsluiter, voldoende lang door te zetten in de voorgeschreven dosering. Met nadruk wordt gesteld dat de voorschrijvende dierenarts bij de behandeling van de dieren zelf verantwoordelijk is voor de uiteindelijke keuze om al dan niet antibiotica in te zetten, en zo ja welke antibiotica. Op- en aanmerkingen en eventuele aanvullingen zijn van harte welkom bij de leden van de formulariumcommissie pluimvee. Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 2 CASCADE en OFF-LABEL-USE

Indien er in Nederland geen diergeneesmiddel beschikbaar is voor de diersoort en / of de indicatie dan maakt het
Diergeneesmiddelenbesluit van 18 oktober 2005 het mogelijk dat een voorschrijvende dierenarts in uitzonderlijke
omstandigheden, in het bijzonder als er diergeneeskundige noodzaak is, onder zijn/haar persoonlijke
verantwoordelijkheid gebruik kan maken van de cascade (artikel 22 Diergeneesmiddelenbesluit). De voorschrijvende
dierenarts gaat na of er in Nederland een geschikt geregistreerd diergeneesmiddel is voor een andere diersoort of voor
een andere indicatie in dezelfde diersoort. Is een dergelijk middel niet beschikbaar dan kan worden uitgeweken naar
een geregistreerd humaan product of een geregistreerd product in een andere EU-lidstaat. Voor voedselproducerende
dieren geldt nog de extra voorwaarde dat voor de werkzame stof(fen) in het te gebruiken product een Maximale Residu
Limiet (MRL) is vast- of vrijgesteld, die is (zijn) opgenomen in de Bijlage I, II of III van Verordening 2377/90/EG.
Middelen zoals vermeld in Annex IV van Verordening 2377/90/EG mogen in geen enkel geval voor
voedselproducerende dieren voorgeschreven worden.
Het voorschrijven op basis van de cascade laat het gebruik toe door de dierenarts of “een persoon die onder de directe
verantwoordelijkheid van een dierenarts het middel toedient”. Dat betekent dat de voorschrijvende dierenarts het
diergeneesmiddel in die situatie ter hand stelt (levert) aan de dierhouder (artikel 22 lid 2 Diergeneesmiddelenbesluit).
De term off-label-use (OLU) staat in feite voor ieder gebruik van een (dier)geneesmiddel anders dan bij de registratie is
bepaald en anders dan in de registratiebeschikking of Samenvatting van Product Kenmerken (SPC) is beschreven. OLU
betreft dus ook het anders gebruiken van diergeneesmiddelen dan op de bijsluiter vermeld staat, zoals onder andere:
Ook het herhaald voorschrijven van hetzelfde antibioticum voordat de wachttermijn van de eerste behandeling is afgelopen dient als OLU te worden beschouwd. De WVAB beschouwt het een Goede Veterinaire Praktijk dat de voorschrijvende dierenarts de cascade en OLU beargumenteert en de dierhouder hierover voorafgaand aan toepassing bij de dieren informeert. Voorschrijven en wachttijdadvies Bij het toepassen van de middelen buiten de registratievoorwaarden is de voorschrijvende dierenarts verantwoordelijk voor de juiste keuze, juiste informatie voor de toepassing en advisering van een adequate wachttijd om de voedselveiligheid te borgen. De dierenarts dient een wachttijd voor te schrijven die voldoende lang is om te garanderen dat de producten afkomstig van het dier geen ongewenste residuen bevatten. Deze wachttijd is tenminste even lang als met betrekking tot het onderhavige doeldier bij het middel is aangegeven. Indien met betrekking tot de te behandelen doeldier geen wachttijd is aangegeven (Diergeneesmiddelenbesluit artikel 24 lid 2) of de posologie1 afwijkt van het geregistreerde, zijn deze termijnen ten minste: 28 dagen voor vlees van pluimvee of zoogdieren, met inbegrip van vet en slachtafval, Dit betekent dat voor het te behandelen doeldier en de indicatie geregistreerde middelen uit een andere EU lidstaat, de wachttermijn kan worden aangehouden die in de betreffende lidstaat bij de registratie is vastgesteld, mits deze middelen worden voorgeschreven en toegepast zoals beschreven in de registratiebeschikking of Samenvatting van Product Kenmerken (SPC) van de betreffende EU lidstaat. De voorschrijvende dierenarts dient ermee rekening te houden dat geneesmiddelen vaak langzamer uitgescheiden worden en de wachttijd hierop aangepast (verlengd) dient te worden bij: patiënten, waarbij een toediening van meerdere middelen tegelijkertijd moet geschieden, het herhaald voorschrijven van hetzelfde antibioticum voordat de wachttermijn van de eerste behandeling is afgelopen. Administratieve verplichtingen De dierenarts is verplicht om bij het toepassen of afleveren voor de eigen administratie bij te houden (artikel 93 Diergeneesmiddelenregeling): het toepaste en afgeleverde diergeneesmiddel, alsmede de voorgeschreven dosis; naam en adres van de houder van het dier; de duur van de behandeling en de geadviseerde wachttermijn, indien voor het betrokken diergeneesmiddel een wachttermijn in acht moet worden genomen. 1 posologie is de leer van het doseren van (dier-)geneesmiddelen Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 3 Bij het gebruik van niet voor de diersoort en de indicatie geregistreerde diergeneesmiddelen bij een voedselproducerend dier moet daarenboven ook in de eigen administratie worden vermeld (artikel 94 Diergeneesmiddelenregeling): naam en voor zover aanwezig het registratienummer van het middel; naam en adres van de houder van het dier; indicatie waarvoor het middel wordt toegepast; diergeneeskundige motivatie voor de toepassing van het middel. Naast de verplichtingen ten aanzien van de eigen administratie heeft de dierenarts ook verplichtingen met betrekking tot de informatie naar de diereigenaar (artikel 96 Diergeneesmiddelenregeling). Deze verplichtingen gelden voor toegepaste gekanaliseerde middelen waarvoor een wachttijd geldt en tevens voor middelen toegepast conform artikel 22 van het Diergeneesmiddelenbesluit: het toepassen van de cascade. In een schriftelijke mededeling moet vermeld staan: naam en registratienummer van het diergeneesmiddel; soort en aantal dieren waarop die diergeneesmiddelen zijn toegepast; Met deze informatie kan de dierhouder voldoen aan de administratieve (logboek)verplichtingen (artikel 91 Diergeneesmiddelenregeling). (bron: http://www.cbg-meb.nl/CBG/nl/animals/diergeneesmiddelen/off-label-use/default.htm, site geraadpleegd 19 september 2008) Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 4 SPECIFIEKE OPMERKINGEN BIJ HET FORMULARIUM PLUIMVEE

Pluimveesector

De pluimveesector richt zich op de productie van eieren en vlees. Aan de basis staan fok- en vermeerderingspluimvee.
De formulariumcommissie heeft ervoor gekozen om in dit formularium specifiek aandacht te besteden aan opfok- en
eierleggend pluimvee, vleeskuikens, kalkoenen en eenden, omdat deze sectoren een eigen problematiek kennen.
Bepalen van de voorkeur

In beginsel zijn in dit formularium alle werkzame stoffen opgenomen, waarvan tenminste één, voor de onderhavige
indicatie, definitief geregistreerd farmaceutisch preparaat met de betreffende werkzame stof voorkomt in de CBG-MED
diergeneesmiddelen informatiebank.
Naar de mening van de formulariumcommissie biedt dit formularium een uitstekend vertrekpunt voor het opstellen van
praktijkformularia, respectievelijk bedrijfsbehandelplannen. Het behandelplan maakt normaliter onderdeel uit van een
bedrijfsgezondheidsplan omdat in het algemeen geldt dat bij “ziekte”, maar ook ter preventie van ziekte, alle
risicofactoren (klimaat, hygiëne, voeding, management, etc.) moeten worden gecontroleerd en geoptimaliseerd.
In dit formularium zijn, als eerste-keuze middel, uitsluitend smalspectrum middelen opgenomen. Dit heeft als
consequentie dat in dit formularium vaak geen eerste-keuze middel aangegeven is. Het spreekt voor zich dat dit in een
eigen praktijkformularium dan wel bedrijfsbedrijfsbehandelplan niet het geval zal zijn. In het bedrijfsbehandelplan dient
de dierenarts voor het bedrijf een beperkte keus van één tot drie middelen van voorkeur aan te geven, waarbij dit
formularium en de bedrijfsspecifieke situatie als onderbouwing dient.
Indien binnen een groep (eerste-, tweede-, of derde-keuze) antibacteriële middelen een voorkeur bestaat voor een
bepaald middel boven andere middelen, is dat door middel van een keuzevolgorde 1, 2, of 3 aangegeven. Waar de
commissie dit kan beargumenteren zal dit worden aangegeven. Indien er geen voorkeur voor een bepaald antibacterieel
middel bestaat zijn de middelen in alfabetische volgorde weergegeven.
Bij het bepalen van de volgorde van voorkeur binnen een groep (eerste-, tweede- of derde-keuze) antibacteriële
middelen is uitgegaan van de volgende criteria: de te verwachten werkzaamheid, de veiligheidsmarge, de te verwachten
mate van verstoring van de kolonisatieweerstand en de te verwachten mate waarin de betrokken middelen selectie en
verspreiding van resistentie geven. Bij het afwegen van de te verwachten werkzaamheid werd, in volgorde van voorkeur,
gebruik gemaakt van de resultaten van goed opgezette veldstudies, interventiestudies bij pluimvee met een
experimentele infectie en klinisch-farmacologische informatie (in vitro gevoeligheid, farmacokinetiek). Voorts is de
beschikbare klinische expertise benut als bron van aanvullende informatie. Van de verschillende veiligheidsaspecten
heeft het voorkómen van resistentie veel aandacht gekregen. Andere veiligheidsaspecten die in de afweging werden
betrokken zijn: (doeldier)toxiciteit, residuen én de eventuele schadelijkheid voor het milieu.
De gehanteerde werkwijze heeft tot gevolg dat in de categorie tweede-keuze middelen bij bepaalde indicaties middelen
aangegeven worden, die alleen vanwege het brede spectrum in dit formularium als tweede-keuze middelen werden
aangemerkt maar voor het overige voldoen aan alle voorwaarden, die aan de middelen van eerste-keuze worden
gesteld. Anderzijds worden in de categorie tweede-keuze middelen bij sommige indicaties middelen aangegeven,
waarbij er - bijvoorbeeld vanwege het voorkomen van resistentie - niet zonder meer (‘blind’) van mag worden uitgegaan
dat ze op alle bedrijven werkzaam zullen zijn. Omdat in dit formularium alle geregistreerde middelen zijn opgenomen, is
voorts niet voor alle middelen een keuzevolgorde aangegeven.
Tenslotte nog dit:
Een adequate diagnostiek dient ten grondslag te liggen aan het oplossen van een bedrijfsprobleem. Op grond hiervan is het veelal mogelijk een gefundeerd advies te formuleren voor het nemen van een aantal structurele preventieve maatregelen. Bij pluimvee wordt vrijwel altijd gebruik gemaakt van orale koppelbehandeling. Hierbij bestaat ook de mogelijkheid van resistentie-ontwikkeling en resistentie-overdracht. Zorgvuldig, selectief en restrictief voorschrijven antibiotica is in pluimveesector van groot belang.
Combinatie trimethoprim en sulfonamiden

De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden voor orale toediening wordt vaak gebruikt bij pluimvee. Deze
combinatie werkt in vitro synergistisch in een concentratie verhouding variërend van 1:1 tot 1:100. Ondanks deze brede
marge is de farmacokinetiek van beide stoffen bepalend voor de mogelijkheid een dergelijke concentratie verhouding te
behalen.
Combinaties die op basis van de farmacokinetische eigenschappen te prefereren zijn: trimethoprim met
sulfamethoxazole, sulfadiazine of sulfachloorpyridazine. Een minder geschikte combinatie is trimethoprim met
sulfadoxine vanwege te groot verschil in farmacokinetiek.
Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 5
Combinatie doxycycline en tylosine
Doxycycline en tylosine zijn beide middelen die de eiwitsynthese remmen, waardoor er groeivertraging optreed.
Doxycycline grijpt aan op de 30S en tylosine op de 50S subunit van het ribosoom. Dat is van belang omdat er dus geen
competitie voor het aangrijpingspunt plaatsvindt. De combinatie zal dus of indifferent zijn of additief. Synergisme is niet
te verwachten. De combinatie leidt tot een verbreding van het werkingsspectrum. Bovendien is een positief effect te
verwachten op pathogenen die alleen resistent zijn tegen één van beide werkzame stoffen.
Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 6 FORMULARIUM OPFOK- en EIERLEGGEND PLUIMVEE

Voor het doeldier legkippen voor consumptie-eieren is in Nederland een gering aantal antimicrobiële middelen
geregistreerd. Bij het voorschrijven van antibiotica is de voorschrijvend dierenarts vaak genoodzaakt de cascade toe te
passen. Bij eierleggend pluimvee en opfokpluimvee dat aan de leg komt dient de voorschrijvend dierenarts rekening te
houden met de MRL in eieren. MRL-ei is voor de volgende middelen vastgesteld: chloortetracycline, colistine,
erythromycine, lincomycine, neomycine, oxytetracycline, pirlimycine, tiamulin, tylosine. In andere EU-lidstaten zijn voor
legkippen voor consumptie-eieren meer geregistreerde preparaten met deze antimicrobiële middelen beschikbaar dan
in Nederland. Voor o.a. de volgende middelen is (nog) geen ei-MRL vastgesteld: apramycine, doxycycline,
fluoroquinolonen, fenoxymethylpenicilline, alle sulfonamiden en trimethoprim, spiramycine en tilmicosine.
BACTERIELE INFECTIES VAN DE ORGAANSYSTEMEN

RESPIRATIE APPARAAT
E.coli (colibacillose)


Mycoplasma gallisepticum, M. Synoviae

Oraal
* geen voorkeur, alfabetische volgorde

Cave: Tiamulin en tylosine zijn in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee maar vormen bij
aangetoonde resistentie tegen geregistreerde middelen en goed alternatief. Tiamulin en tylosine hebben een MRL voor
ei en kunnen derhalve op basis van de cascade worden ingezet.

Pasteurella multocida
Oraal
* geen voorkeur, alfabetische volgorde
Cave: Erythromycine en tylosine zijn in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee maar vormen
bij aangetoonde resistentie tegen geregistreerde middelen en goed alternatief. Erythromycine en tylosine hebben een
MRL voor ei en kunnen derhalve op basis van de cascade worden ingezet.


Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 7
Haemophilis paragallinarum
(snot; coryza contagiosa avium)

Oraal

Eerste keus
* geen voorkeur, alfabetische volgorde

Cave: Erythromycine en tylosine zijn in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee maar vormen
bij aangetoonde resistentie tegen geregistreerde middelen en goed alternatief. Erythromycine en tylosine hebben een
MRL voor ei en kunnen derhalve op basis van de cascade worden ingezet.

Ornithobacterium rhinotracheale

Oraal

* geen voorkeur, alfabetische volgorde
Cave: Erythromycine en tylosine zijn in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee maar vormen
bij aangetoonde resistentie tegen geregistreerde middelen en goed alternatief. Erythromycine en tylosine hebben een
MRL voor ei en kunnen derhalve op basis van de cascade worden ingezet.

DIGESTIESTELSEL
Clostridium perfringens
(necrotiserende enteritis)
Oraal

* geen voorkeur, alfabetische volgorde

Cave: Erythromycine tiamulin en tylosine zijn in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee
maar vormen bij aangetoonde resistentie tegen geregistreerde middelen en goed alternatief. Erythromycine tiamulin en
tylosine hebben een MRL voor ei en kunnen derhalve op basis van de cascade worden ingezet.

Salmonella spp.
met uitzondering van Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium
Oraal
* geen voorkeur, alfabetische volgorde


Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 8
Brachyspirae spp
. (intestinale spirochetose)
Oraal


Cave: Tiamulin is in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee en is een goed alternatief bij
deze indicatie. Tiamulin heeft een MRL voor ei en kan derhalve op basis van de cascade worden ingezet.

SEPSIS / ACUTE STERFTE
E.coli (colibacillose)


Pasteurella multocida
Oraal
* geen voorkeur, alfabetische volgorde

Cave: Erythromycine en tylosine zijn in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee maar vormen
bij aangetoonde resistentie tegen geregistreerde middelen en goed alternatief. Erythromycine en tylosine hebben een
MRL voor ei en kunnen derhalve op basis van de cascade worden ingezet.
Erysipelothrix rhusiopatiae
Oraal

* geen voorkeur, alfabetische volgorde

Cave: Erythromycine en tylosine zijn in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee maar vormen
bij aangetoonde resistentie tegen geregistreerde middelen en goed alternatief. Erythromycine en tylosine hebben een
MRL voor ei en kunnen derhalve op basis van de cascade worden ingezet.
Salmonella gallinarum, S. enteritidis, S. pullorum

Oraal


Voor S. enteritidis betreft het hier een invasieve pathogeen die een systemische infectie veroorzaakt.


Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 9
LOCOMOTIE APPARAAT

Staphylococcus aureus (arthritis / synovitis meestel na snavelbeschadiging)
Cave: Erythromycine is in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee maar vormt bij aangetoonde resistentie tegen geregistreerde middelen en goed alternatief. Erythromycine heeft een MRL voor ei en kan derhalve op basis van de cascade worden ingezet. E. coli (arthritis / synovitis)
Mycoplasma synoviae (arthritis / synovitis)
Cave: Erythromycine tiamulin en tylosine zijn in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij eierleggend pluimvee maar vormen bij aangetoonde resistentie tegen geregistreerde middelen en goed alternatief. Erythromycine tiamulin en tylosine hebben een MRL voor ei en kunnen derhalve op basis van de cascade worden ingezet. Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 10 FORMULARIUM VLEESKUIKENS
BACTERIELE INFECTIES VAN DE ORGAANSYSTEMEN

RESPIRATIE APPARAAT
E.coli (colibacillose)

Lincomycine in combinatie met spectinomycine * geen voorkeur, alfabetische volgorde
Apramycine wordt niet noemenswaardig door de darm geresorbeerd.
Ornithobacterium rhinotracheale

Oraal
* geen voorkeur, alfabetische volgorde

Mycoplasma gallisepticum, M. synoviae, M. meleagridis

Oraal
Lincomycine in combinatie met spectinomycine Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 11
Haemophilis paragallinarum (snot; coryza contagiosa avium)
* geen voorkeur, alfabetische volgorde

Pasteurella multocida
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
DIGESTIESTELSEL
Clostridium perfringens
(necrotiserende enteritis)
Oraal

* geen voorkeur, alfabetische volgorde
SEPSIS / ACUTE STERFTE
E.coli

Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden Lincomycine in combinatie met spectinomycine * geen voorkeur, alfabetische volgorde

Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 12 Erysipelothrix rhusiopatiae

Oraal

Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
Pasteurella multocida

Oraal

Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
Salmonella spp.

Oraal

Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
Bij invasieve salmonella infectie verdienen neomycine en apramycine niet de voorkeur, omdat deze aminoglycosiden
niet opgenomen worden en uitsluitend lokaal in de darm werkzaam zijn.

CENTRAAL ZENUWSTELSEL
Enterococcus faecalis
(meningitis / encepalitis)

Oraal

Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 13 DOOIERREST

Gram negatieve (omphalitis door meestal E. coli)
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden Lincomycine in combinatie met spectinomycine * geen voorkeur, alfabetische volgorde Gram positieve (omphalitis door vaak Streptococcen spp. / Enterococcus spp.) Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
LOCOMOTIE APPARAAT
Staphylococcus aureus
(arthritis / synovitis)
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
E. coli (arthritis / synovitis)

Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden Lincomycine in combinatie met spectinomycine * geen voorkeur, alfabetische volgorde


Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 14 Mycoplasma synoviae (arthritis / synovitis)

Oraal

Lincomycine in combinatie met Spectinomycine * geen voorkeur, alfabetische volgorde
HUID

Staphylococcus aureus (gangreneuze dermatitis)
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 15 FORMULARIUM KALKOENEN
BACTERIELE INFECTIES VAN DE ORGAANSYSTEMEN

RESPIRATIE APPARAAT
E.coli (colibacillose)

Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij kalkoenen tot een
verminderde wateropname hetgeen bij kalkoenen jonger dan een week kan leiden tot verdorsten.
Cave: Flumequine is in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij kalkoenen maar vormt bij aangetoonde resistentie
tegen geregistreerde middelen voor de indicatie een goed alternatief.
Ornithobacterium rhinotracheale

Oraal
* geen voorkeur, alfabetische volgorde

Mycoplasma gallisepticum, M. Synoviae, M. meleagridis

Oraal
* geen voorkeur, alfabetische volgorde


Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 16 Riemerella anatipestifer
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij kalkoenen tot een
verminderde wateropname hetgeen bij kalkoenen jonger dan een week kan leiden tot verdorsten.

Pasteurella multocida
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij kalkoenen tot een
verminderde wateropname hetgeen bij kalkoenen jonger dan een week kan leiden tot verdorsten.

DIGESTIESTELSEL
Clostridium perfringens
(necrotiserende enteritis)
Oraal

* geen voorkeur, alfabetische volgorde

E.coli

Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij kalkoenen tot een
verminderde wateropname hetgeen bij kalkoenen jonger dan een week kan leiden tot verdorsten.
Zolang de infectie zich beperkt tot het darmkanaal heeft de orale toepassing van colistine of neomycine of apramycine
de voorkeur. Deze middelen worden niet opgenomen en werken dus niet systemisch.

Cave: Flumequine is in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij kalkoenen maar vormt bij aangetoonde resistentie
tegen geregistreerde middelen voor de indicatie een goed alternatief.
Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 17
LOCOMOTIE APPARAAT
Staphylococcus aureus
(arthritis / synovitis, meestal na snavelbeschadiging)
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde

De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij kalkoenen tot een
verminderde wateropname hetgeen bij kalkoenen jonger dan een week kan leiden tot verdorsten.
E. coli (arthritis / synovitis)

Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij kalkoenen tot een
verminderde wateropname hetgeen bij kalkoenen jonger dan een week kan leiden tot verdorsten.
Mycoplasma synoviae (arthritis / synovitis)

Oraal

* geen voorkeur, alfabetische volgorde

Salmonella spp.
(arthritis / synovitis)

Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij kalkoenen tot een
verminderde wateropname hetgeen bij kalkoenen jonger dan een week kan leiden tot verdorsten.


Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 18 DOOIERREST
Gram negatieve (omphalitis meestal door E. coli)
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij kalkoenen tot een
verminderde wateropname hetgeen bij kalkoenen jonger dan een week kan leiden tot verdorsten.

Cave: Flumequine is in Nederland niet geregistreerd voor gebruik bij kalkoenen maar vormt bij aangetoonde resistentie
tegen geregistreerde middelen voor de indicatie een goed alternatief.

HUID

Staphylococcus aureus (gangreneuze dermatitis)
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 19 FORMULARIUM EEND
BACTERIELE INFECTIES VAN DE ORGAANSYSTEMEN

Specifiek voor doeldier eend is in Nederland geen antimicrobiële middel geregistreerd. Bij het voorschrijven kan de
behandelend dierenarts gebruik maken van geregistreerde antimicrobiële middelen voor de doeldieren: (slacht-)
pluimvee en niet eierleggend pluimvee. In andere EU-lidstaten zijn voor eenden geregistreerde antimicrobiële middelen
beschikbaar.

RESPIRATIE APPARAAT

Riemerella anatipestifer
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij eenden tot een verminderde
wateropname hetgeen bij eendjes jonger dan een week kan leiden tot verdorsten en bij eierleggende eenden zorgt voor
een productiedaling.
Cave: indien Riemerella anatipestifer resistent is tegen de genoemde tweede keus middelen kunnen fluoroquinolonen
worden ingezet. Dit betreft in dat geval een off-label-use toepassing.
E.coli (colibacillose)
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij eenden tot een verminderde wateropname hetgeen bij eendjes jonger dan een week kan leiden tot verdorsten en bij eierleggende eenden zorgt voor een productiedaling. Cave: indien E. coli resistent is tegen de genoemde tweede keus middelen kunnen fluoroquinolonen worden ingezet. Dit betreft in dat geval een off-label-use toepassing. Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 20 DIGESTIESTELSEL

Salmonella spp.
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde

Cave
: bij invasieve salmonella infectie verdienen neomycine en apramycine niet de voorkeur, omdat deze
aminoglycosiden niet opgenomen worden en uitsluitend lokaal in de darm werkzaam zijn.
SEPSIS

E.coli
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij eenden tot een verminderde
wateropname hetgeen bij eendjes jonger dan een week kan leiden tot verdorsten en bij eierleggende eenden zorgt voor
een productiedaling.
Cave: indien E. coli resistent is tegen de genoemde tweede keus middelen kunnen fluoroquinolonen worden ingezet. Dit
betreft in dat geval een off-label-use toepassing.
Pasteurella multocida
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij eenden tot een verminderde wateropname hetgeen bij eendjes jonger dan een week kan leiden tot verdorsten en bij eierleggende eenden zorgt voor een productiedaling. Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 21 Erysipelothrix rhusiopatiae
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij eenden tot een verminderde
wateropname hetgeen bij eendjes jonger dan een week kan leiden tot verdorsten en bij eierleggende eenden zorgt voor
een productiedaling.
Arcanobacterium pyogenes


DOOIERREST

Gram negatieve (omphalitis door meestal E. coli)
Oraal
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde Gram positieve (omphalitis door vaak Streptococcen spp.) Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden * geen voorkeur, alfabetische volgorde
De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij eenden tot een verminderde
wateropname hetgeen bij eendjes jonger dan een week kan leiden tot verdorsten.
LOCOMOTIE APPARAAT

Gram positieve (gewrichtsontstekingen door Streptococcen of Staphylococcen)
Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 22 Gram negatieve (gewrichtsontstekingen door vaak E. coli) Trimethoprim in combinatie met sulfonamiden De combinatie van trimethoprim en sulfonamiden in een voldoende hoge dosering leidt bij eenden tot een verminderde wateropname hetgeen bij eendjes jonger dan een week kan leiden tot verdorsten en bij eierleggende eenden zorgt voor een productiedaling. Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 23 RESISTENTIEGEGEVENS
Salmonella spp. zonder S. Java geïsoleerd uit pluimvee 2007
Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 24 S. Paratyphi B var Java in NL
Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 25 E. coli vleeskuikens
Formularium Pluimvee – versie december 2008 – pag. 26

Source: https://www.knmvd.nl/media/default.aspx/emma/org/10837270/Formularium%20pluimvee.pdf.pdf

Microsoft word - psom project overview 2005-ii.doc

New Projects Second Tender 2005 Programme for Cooperation with Emerging Markets December 16th, 2005 - PSOM_OS Table of contents 1 Mozambique . 22 11.1 PSOM05/MZ/25. 22 11.2 PSOM05/MZ/26. 23 The Philippines . 26 14.1 PSOM05/PH/21. 26 Surinam . 29 17.1 PSOM05/SR/21. 29 17.2 PSOM05/SR/23. 30 17.3 PSOM05/SR/24. 31 Thailand. 32 18.1 PSOM05/TH/21 . 32 18.2 PSOM05/TH/23 . 33 Uganda

Microsoft word - spamenu9-18-11.doc

Spa Guidelines Reservations Dial 3106 or press “0” for a hotel operator. Hours of Operation Daily 10 am- 10 pm Please check in 15 minutes prior to your appointment time. All treatments will end as scheduled to avoid any delays for our next guests. Cancellation policy It is our pleasure to serve you therefore we guarantee your reservation. Please reschedule or cancel ap

Copyright © 2008-2018 All About Drugs