1290

Mellas stond onderde grijze moessonwolken op de smalle strook vrijgemaakte grond tussen de rand van de jungle ende relatieve veiligheid van de afzetting. Hij probeerde zich te concentreren op het tellen van de dertien mariniers van de patrouilledie één voor één uit de jungle tevoorschijn kwamen, maar hij was zomoe dat hij niet scherp kon zien. Hij probeerde ook tevergeefs geenaandacht te schenken aan de stank van de stront die in de half volgere-gende latrines dreef, boven hem, aan de andere kant van de afzetting.
Regendruppels vielen van de rand van zijn helm langs zijn ogen op deolijfgroene stof waarmee de bepantsering van zijn logge, zware nieuwescherfvest op zijn plek werd gehouden. Het donkergroene t-shirt en deboxershort die zijn moeder nog maar drie weken geleden voor hem hadgeverfd, plakten aan zijn huid, zwaar en klam onder zijn gevechtsjas en-broek. Hij wist dat er onder zijn kleren bloedzuigers over zijn benen,armen, rug en borst kropen, hoewel hij ze op dat moment niet voelde.
Zo ging dat met bloedzuigers, mijmerde hij. Voordat ze je bloed begon-nen op te zuigen, waren ze zo klein en dun dat je ze zelden voelde, tenzijze vanuit een boom op je vielen, en je voelde nooit hoe ze je huid door-boorden. In hun speeksel zat een soort natuurlijk verdovend middel. Jeontdekte ze pas later, als ze waren opgezwollen door je bloed, als kleinezwangere buikjes uitpuilend op je huid.
Toen de laatste marinier de doolhof van zigzagpaden en provisorische doorgangen door het prikkeldraad was overgestoken, knikte Mellas naarFisher, de sectieleider, een van de drie die onder zijn commando ston-den. ‘Elf plus drie,’ zei hij. Fisher knikte terug, stak bevestigend zijnduim op en liep de afzetting binnen. Mellas volgde hem, met Hamilton,zijn radioman, in zijn spoor.
De patrouille dook op uit het prikkeldraad en de jonge mariniers be- klommen de helling van fsb Matterhorn, de nieuwe vuursteunbasis, voorovergebogen door vermoeidheid, en ze zochten hun weg tussen destronken en dode bomen die geen dekking boden. De lage begroeiingwas met gevechtsmessen weggekapt om een schootsveld voor de verde-digingslinies vrij te maken, en de junglebodem die eerder een netwerkvan waterstroompjes was geweest, bestond nu alleen nog maar uit zui-gende kleigrond.
De dunne, natte banden van Mellas’ twee katoenen patroongordels sneden in zijn nek door het gewicht van twintig gevulde m-6 magazij-nen. Zijn huid was helemaal kapot. Hij wilde alleen nog maar terug naarzijn schuilplaats en ze afdoen en zijn doorweekte gevechtslaarzen en sok-ken uittrekken. Hij wilde ook de wereld buitensluiten. Maar dat zat erniet in. Hij wist dat hij op enig moment het knagende probleem moestoplossen waarmee Bass, zijn pelotonssergeant, hem die ochtend had op-gezadeld en dat hij met de patrouille als excuus voor zich uit had ge-schoven. Een zwarte knul – hij wist zijn naam niet meer, een mitrail-leurschutter van de derde sectie – had onenigheid met de sergeant vande bataljonsstaf wiens naam hij ook niet meer wist. Alleen al in het pe-loton van Mellas waren er veertig nieuwe namen en nieuwe gezichten,en in het bataljon bijna tweehonderd, en ze zagen er allemaal hetzelfdeuit, zwart of blank. Het werd hem allemaal een beetje te veel. Vanaf decommandant tot aan de jongens in de onderste regionen, ze droegen al-lemaal hetzelfde vuile, gehavende tenue zonder rangonderscheidings-tekens, er was geen enkele manier om ze uit elkaar te houden. Ze warenallemaal te mager, te jong en te uitgeput. Ze praatten ook allemaal het-zelfde, ze zeiden om de vier woorden ‘fuck’ of een bijvoeglijk of zelf-standig naamwoord of werkwoord met ‘fuck’ erin. De meeste van detussenliggende drie woorden van hun gesprekken gingen over ontevre-denheid over het eten, de post, de lange tijd in de rimboe en meisjes opde middelbare school die ze hadden achtergelaten. Mellas bezwoer dathij daar nooit aan zou toegeven.
De zwarte knul wilde weg uit de rimboe om zijn steeds terugkerende hoofdpijn te laten onderzoeken en een stel zwarten steunde hem daarluidkeels bij. De sergeant dacht dat de knul simuleerde en alleen eenschop onder zijn kont nodig had. Vervolgens weigerde een andere zwar-te om zijn haar te laten knippen en was daar weer een rel over ontstaan.
Mellas werd verondersteld om te vechten. Niemand bij de basisoplei-ding had hem verteld dat hij te maken zou krijgen met Malcolm X-jesin de dop en racistische boeren uit Georgia. Waarom kon de medischestaf niet gewoon beslissen of hoofdpijn wel of niet echt was? Zij waren de deskundigen. Hadden de pelotonscommandanten op Iwo Jima ookdit soort gezeik aan hun kop gehad? Mellas klom moeizaam tegen de heuvel op met Fisher naast hem en Hamilton volgde hem automatisch met de zender, en hij geneerde zichvoor het geluid dat zijn laarzen maakten als hij ze uit de modder trok,bang dat iemand zou zien dat ze nog glimmend zwart waren. Hij pro-beerde de aandacht af te leiden door bij Fisher te klagen dat Hippy, demitraillleurschutter van de sectie, te veel lawaai maakte toen Fisher hemhad gevraagd om de mitrailleur naar voren te laten komen omdat devoorste man dacht dat hij iets had horen bewegen. Alleen al door het tehebben over het recente bijna-treffen met de vijand voelde Mellas zijnmaag weer samenkrimpen, de trilling van angst die leek op een sterkeelektrische stroom die geen plek had om zich te ontladen. Hij was deelsopgelucht dat het bij een bijna-treffen was gebleven en deels geïrriteerdomdat het geluid misschien had voorkomen dat hij in actie had kunnenkomen, en die irritatie wekte nu de ergernis van Fisher.
Toen ze de vaste positie van de sectie in de linies bereikten, kon Mellas zien dat Fisher zijn woede nauwelijks kon onderdrukken aan de manierwaarop hij de drie stokken op de grond smeet die hij tijdens patrouillesvoor zichzelf en een paar vrienden had gesneden. Het waren de metzorg bewerkte wandelstokken van mannen die het einde van hun dienst-tijd in Vietnam naderden, ongeveer vier centimeter dik en een tot an-derhalve meter lang. Soms waren het simpele kalenders, andere kerenwas het pure volkskunst. Op elke stok was af te lezen hoeveel dagen vanzijn dertien maanden durende uitzending de eigenaar had overleefd enhoeveel dagen hij nog had te gaan. Mellas had zich ook geërgerd aanhet lawaai dat Fisher maakte toen hij de stokken sneed, maar hij had erniets van gezegd. Hij bevond zich nog steeds in een precaire situatie:officieel had hij de leiding over de patrouille, maar tot hij met succeswas ingewijd, stond hij nog onder commando van luitenant Fitch, decompagniescommandant, die hem had opgedragen om alles te doen watFisher zei. Mellas had het lawaai om twee redenen geslikt, allebei vantactische aard. Fitch had in feite gezegd dat Fisher de leiding had, duswaarom zou Mellas tegen hem ingaan? Fitch was degene die Mellas toteerste officier kon benoemen wanneer de tijd in de rimboe van tweedeluitenant Hawke erop zat. Dan was hij aan de beurt om compagnies-commandant te worden, tenzij Hawke die positie wilde. De tweede re-den was dat Mellas niet zeker had geweten of het lawaai kwaad kon, enhij was veel banger geweest om stomme vragen te stellen dan om er- achter te komen of het inderdaad zo was. Te veel domme opmerkingenen stomme vragen zouden het in dit stadium veel moeilijker voor hemmaken om het respect van het peloton te krijgen, en het was een stukmoeilijker om hogerop te komen als de mariniers de pest aan je haddenof vonden dat je incompetent was. Het feit dat Hawke, zijn voorganger,door het peloton bijna werd aanbeden, hielp ook niet echt.
Mellas en Hamilton lieten Fisher achter bij de linie van schuttersputtenvan de tweede sectie en klommen langzaam tegen een helling op die zosteil was dat Mellas nauwelijks zijn knieën hoefde te buigen om overeindte blijven als hij teruggleed in de modder. Hamilton, die bijna dubbel-gebogen liep onder het gewicht van de radio, prikte voortdurend met deantenne in de helling voor hem. De mistflarden om hen heen verhuldenhun doel: een provisorische, verzakte schuilplaats die ze hadden gemaaktdoor hun met rubber geïmpregneerde regencapes aan elkaar vast te ma-ken en ze over een stuk veldtelefoonkabel te hangen die tussen twee strui-ken was gespannen. Dit afdak vormde samen met twee andere die vlakbijstonden wat met enige ironie de pelotonscommandopost werd genoemd.
Mellas wilde eronder kruipen en de buitenwereld laten verdwijnen, maar hij wist dat dat stom zou zijn en dat elke vorm van rust maar vankorte duur zou zijn. Over een paar uur werd het donker en het pelotonmoest valstriklichtkogels zetten voor het geval soldaten van het Noord-Vietnamese leger, het nva, zouden proberen te naderen. Daarna moesthet peloton in het terrein voor de schuttersputten landmijnen plaatsendie via een stroomdraad tot ontploffing konden worden gebracht; zeverspreidden ter hoogte van het kruis zevenhonderd stalen kogeltjes ineen waaierpatroon. Daarbovenop moesten de onvoltooide prikkel-draadversperringen worden voorzien van boobytraps. Als Mellas zijngevechtsrantsoen wilde opwarmen, moest hij dat doen zolang het noglicht was, anders zou de vlam een ideaal richtpunt vormen. Daarnamoest hij de veertig man van zijn peloton controleren op loopgraafvoeten ervoor zorgen dat iedereen zijn dagelijkse dosis dapson tegen schim-melinfectie en de wekelijkse dosis chloroquine tegen malaria innam.
Hamilton en hij bleven vlak voor Bass staan, de pelotonssergeant, die in de regen op zijn hurken in een conservenblik koffiezette boven eenstuk brandend c- kneedexplosief. De c- siste en produceerde eenscherpe geur, maar dat had iedereen liever dan de bijtende stank van destandaarduitrusting trioxaantabletten. Bass was eenentwintig en dit waszijn tweede uitzending naar Vietnam. Hij strooide een paar zakjes poe- derkoffie in het kokende water en tuurde in het blik. De mouwen vanzijn gevechtshemd waren netjes tot net onder zijn ellebogen opgeroldwaardoor zijn grote, gespierde onderarmen zichtbaar waren. Mellaskeek naar Bass en zette de m-6 die hij van Bass had geleend tegen eenboomstronk. Er was maar weinig overredingskracht van Bass voor nodiggeweest om Mellas ervan te overtuigen dat het stom was om te vertrou-wen op zijn . pistool, het persoonlijk wapen dat het Korps Mariniersafdoende geschikt achtte voor verse officieren. Hij trok de natte pa-troongordels over zijn hoofd en liet ze op de grond vallen: twintig ma-gazijnen, elk gevuld met twee rijen kogels. Daarna schudde hij zijn kop-pel met koppelpassanten af, samen met het daaraan bevestigde .pistool, drie plastic veldflessen, pistoolmunitie, zijn gevechtsmes, nood-verbanden, twee m-26 scherfhandgranaten, drie rookgranaten en zijnkompas. Hij haalde diep adem van opluchting en bleef naar de koffiekijken, de geur herinnerde hem aan de altijd pruttelende pot op het for-nuis van zijn moeder. Hij had geen zin om de wapens van zijn pelotonte inspecteren of dat van hemzelf schoon te maken. Hij had zin in ietswarms, en daarna wilde hij gaan liggen en slapen. Maar door de nade-rende duisternis was daar geen tijd voor.
Hij trok de metalen broekklemmen van zijn enkels. Die moesten er- voor zorgen dat de pijpen strak tegen de schacht van zijn gevechtslaarzenzaten ter bescherming tegen de bloedzuigers. Toch waren er drie in ge-slaagd om zijn linkerbeen te bereiken. Twee hadden zich vastgezogenen er zat een veeg gedroogd bloed op de plek waar de derde zich tegoedhad gedaan om vervolgens weer los te laten. Mellas vond de bloedzuigerin zijn sok, schudde hem op de grond, ging er met zijn rechtervoet opstaan en keek hoe zijn eigen bloed eruit spatte. Hij pakte zijn insecten-poeder en kneep een lading uit over de twee bloedzuigers die nog aanzijn huid vastzaten. Ze kronkelden van pijn en lieten los waarbij ze eenwondje achterlieten waar traag bloed uit druppelde.
Bass gaf hem koffie in een conservenblik uit zijn gevechtsrantsoen waar gemengd fruit in had gezeten en gaf toen ook een blik aan Hamil-ton, die zijn radio voor de schuilplaats van hem en Mellas had neergezeten erop was gaan zitten. Hamilton pakte het blik aan, hief het proostendnaar Bass op en sloot zijn vingers eromheen om ze te warmen.
‘Bedankt, sergeant Bass,’ zei Mellas, erop lettend dat hij de aanspreek- titel gebruikte die Bass had verdiend, in de wetenschap dat de goodwillvan Bass van cruciaal belang was. Hij ging op een vochtige, rottendeboomstam zitten. Bass beschreef wat er was gebeurd terwijl Mellas op patrouille was. De toegevoegd vluchtleider van de compagnie was ernog steeds niet in geslaagd om de bevoorradingshelikopter door hetwolkendek te loodsen, dus zaten ze nu al vier dagen zonder herbevoor-rading. Er was nog steeds geen definitief rapport over het vuurgevechtvan een dag eerder tussen de Alfa Compagnie en een nva-eenheid vanonbekende omvang in de vallei onder hen, maar het gerucht dat er viermariniers waren gesneuveld, was nu bevestigd.
Mellas klemde zijn lippen en kaken op elkaar om zijn angst te onder- drukken. Hij keek onwillekeurig omlaag naar de in wolken gehulde hel-lingen die zich onder hen uitstrekten tot in Noord-Vietnam, slechts vierkilometer verderop. Daar onder hen bevonden zich de vier dode jon-gens. Ergens in die grijsgroene massa had de Alfa Compagnie in de nes-ten gezeten. En nu was de Bravo Compagnie aan de beurt.
Dat betekende dat hij aan de beurt was, een mogelijkheid die toen hij zich direct na de middelbare school bij de mariniers had aangemeld,maar heel even bij hem was opgekomen. Hij had zich ingeschreven vooreen speciale officiersopleiding waarbij hij studeerde en ’s zomers traindezodat hij in elk geval een inkomen had, en hij had zich voorgesteld dathij bewonderaars en misschien op zekere dag zelfs kiezers zou vertellendat hij bij de mariniers had gezeten. Hij had er nooit echt bij stilgestaandat hij een oorlog moest uitvechten waar geen van zijn vrienden het nutvan inzag. Toen de mariniers tijdens zijn eerste jaar in Da Nang landden,moest hij de kaart erbij nemen om te kijken waar het lag. Hij had bij deluchtmachtafdeling willen gaan om vluchtleider te worden, maar elk ad-ministratief keerpunt, zijn cijfers bij zijn studie en zijn basisopleiding enhet gebrek aan infanterieofficieren hadden hem onverbiddelijk de kantop gestuurd waar hij zich nu bevond, hij was een echte officier bij hetKorps Mariniers, aan het hoofd van een echt infanteriepeloton en hijdeed het bijna in zijn broek van angst. Hij bedacht dat door zijn verlan-gen om met een indrukwekkend oorlogsverleden thuis te komen hij mis-schien nooit meer thuis zou komen.
Hij probeerde de angst te verdringen die hem vervulde als hij eraan dacht dat hij zou kunnen sterven. Maar nu had de angst hem weer aanhet piekeren gezet. Als hij Hawkes positie als eerste officier kon overne-men, zou hij veilig binnen de afzetting kunnen blijven. Dan hoefde hijniet meer op patrouille, hij zou administratief werk doen en als volgendeaan de beurt zijn voor de functie van compagniescommandant. Als hij defunctie van Hawke wilde krijgen, zou luitenant Fitch, de huidige com-pagniescommandant, naar de vs moeten teruggaan zodat Hawke zijn plaats kon innemen. Dat was zelfs vrij waarschijnlijk. Iedereen was wegvan Hawke, van hoog tot laag in de commandostructuur. Maar voorFitch zou het een nieuwe functie zijn. Dat betekende dat Mellas langmoest wachten, tenzij Fitch natuurlijk gewond zou raken of gedood zouworden. Mellas voelde zich vreselijk toen die gedachte door zijn hoofdging. Hij wilde niet dat iemand iets ergs overkwam. Hij probeerde hetuit zijn hoofd te zetten, maar het lukte niet. Het drong tot hem doordat hij moest wachten tot Hawke naar de vs verkaste, tenzij Hawke ietsoverkwam. Mellas was verbaasd en beschaamd. Hij besefte dat een deelvan hem er alles voor over zou hebben om hogerop te komen of zijn ei-gen huid te redden. Hij verdrong die gedachte.
‘Hoe vordert het met de versperring?’ vroeg Mellas. Het trekken van prikkeldraad voor de mangaten interesseerde hem niet echt, maar hijwist dat hij belangstelling moest tonen.
‘Niet slecht, luitenant,’ zei Bass. ‘Het derde is er de hele dag mee Mellas aarzelde. Toen richtte hij zich op het probleem dat hij die och- tend had vermeden door op patrouille te gaan. ‘Is die gozer van hetderde nog bij je geweest vanwege het feit dat hij naar achteren wil?’ Hetlukte hem nog steeds niet om iedereens naam te onthouden.
‘Hij heet Mallory,’ snoof Bass. ‘De laffe drukker.’‘Hij zegt dat hij steeds hoofdpijn heeft.’‘En ik heb pijn in mijn reet. Er zitten tweehonderd goeie mariniers op deze heuvel die naar achteren willen, betere kerels dan deze klootzak.
Hij heeft al hoofdpijn sinds hij naar de rimboe moest. En kom niet aan-zetten met dat gelul dat we een zwarte niet mogen afvallen, want er zit-ten hier een hele hoop goeie bleekscheten die geen last van hoofdpijnhebben. Hij is een flapdrol.’ Bass nam een grote slok en zijn adem waszichtbaar in de koele, vochtige lucht. ‘En eh,’ voegde hij er met eenglimlachje aan toe: ‘Doc Fredrickson heeft hem bij zich geroepen. Hijheeft gewacht tot u terug was.’ Mellas voelde de zoete, hete koffie door zijn keel naar zijn maag stro- men. Hij bewoog zijn tenen, gerimpeld van het vocht, op en neer omniet weg te doezelen. De warme koffie in het blik voelde prettig tegenzijn handen, waarop zich pus begon te vormen, de eerste symptomenvan schimmelinfectie. ‘Shit,’ zei hij tegen niemand in het bijzonder. Hijdrukte het blik tegen zijn nek op de plek waar de munitiegordel de huidkapot had geschuurd.
‘Drink op, luitenant,’ zei Bass. ‘Ik heb hem niet gezet om tegenaan te rijen.’ Bass pakte zijn zakmes en begon weer een ingewikkelde inke-ping op zijn stok te snijden. Mellas bezag het met jaloezie. Hij had zelfnog driehonderdnegentig dagen te gaan.
‘Moet ik het echt nu afhandelen?’ vroeg Mellas. Hij had meteen spijt van de vraag. Hij wist dat hij als een zeur klonk.
‘U bent de luitenant, luit.’ Zulke dingen hoorden er nu eenmaal bij Mellas probeerde net een gevat antwoord te bedenken toen er bij de tweede sectie een kreet klonk. ‘Jezus! Haal de hospik! Haal Doc Fre-drickson!’ Bass gooide meteen zijn stok weg en rende naar de plek waar-vandaan geroepen werd. Mellas bleef zitten, hij was zo uitgeput dat hijzichzelf er niet toe kon zetten om in beweging te komen. Hij keek naarHamilton die zijn schouders ophaalde en daarna een slok koffie nam.
Hij keek hoe Jacobs, de sectieleider van het tweede met de stotterstem,de heuvel op rende en in de schuilplaats van Fredrickson verdween. Mel-las zuchtte en begon zijn bebloede sokken en natte laarzen weer aan tetrekken, terwijl Jacobs en Fredrickson, de hospik van de eenheid, de hel-ling weer af glibberden. Een paar minuten later kwam Bass langzaamen stoïcijns de heuvel weer op lopen.
‘Wat is er aan de hand, sergeant Bass?’ vroeg Mellas.
‘U kunt maar beter even gaan kijken, luitenant. Zoiets ellendigs heb ik nog nooit gezien. Fisher heeft een bloedzuiger die in het pisgaatjevan zijn pik is gekropen.’ ‘Godsamme,’ zei Hamilton. Hij keek naar de wolken en daarna weer naar de dampende mok in zijn handen. Hij hief de mok op. ‘Een toostop die klerebloedzuigers.’ Mellas voelde walging, maar ook opluchting. Niemand kon hem voor zoiets verantwoordelijk houden. Zonder zijn veters vast te maken liephij de heuvel af naar de plek waar het tweede zich bevond, uitglijdendin de modder, piekerend hoe hij een sectieleider als Fisher moest ver-vangen terwijl hij nauwelijks iemand in het peloton kende.
Een uur eerder had Ted Hawke zich ook zorgen gemaakt over de ver-vanging van een ervaren leider. Maar Hawke maakte zich zorgen overMellas, die hem had vervangen als pelotonscommandant toen Hawkewas bevorderd tot eerste officier. Hawke draaide al lang genoeg mee omeraan gewend te zijn dat hij bang was – dat hoorde bij elke operatie –,maar hij was er niet aan gewend dat hij zich zorgen maakte, en dat baardehem zorgen.
Hij pakte een stok en begon er afwezig mee in de modder te tekenen, hij volgde keer op keer de lijnen van een vijfpuntige ster, een gewoonteuit zijn lagereschooltijd waarin hij nog steeds verviel als hij probeerdena te denken. De stok was er een van de vele, alles wat restte van dereusachtige bomen die ooit op deze heuveltop hadden gestaan, slechtsdrie kilometer van Laos en twee van de gedemilitariseerde zone. Deheuvel, een van de vele naamloze heuvels in de omgeving, allemaal meerdan vijftienhonderd meter hoog en onzichtbaar in de koude moesson-regen en de wolken, had de pech gehad dat hij net iets hoger was dande andere. Daarom had een stafofficier die vijfenvijftig kilometer naarhet oosten in het hoofdkwartier van de Vijfde Mariniersdivisie in DongHa zat deze heuvel uitgekozen om vlak te maken en van begroeiing teontdoen om er een artilleriebatterij van -millimeter houwitsers teplaatsen. Dezelfde officier had hem ook de naam Matterhorn gegeven,in lijn met de gewoonte om nieuwe vuursteunposities naar Zwitsersebergen te noemen. De order werd doorgegeven aan het Eerste Bataljon.
De commandant daarvan koos de honderdtachtig mariniers van de Bra-vo Compagnie uit om hem uit te voeren. Deze beslissing was er de oor-zaak van dat de Bravo Compagnie en zijn vermoeide plaatsvervangendcommandant, luitenant Theodore J. Hawke, zich nu in een geïsoleerdevallei ten zuiden van Matterhorn bevonden. Vanaf dat punt was het driedagen ploeteren door de jungle geweest om de top van de heuvel te be-reiken. In de loop van de daaropvolgende week hadden ze hem met be-hulp van bijna vierhonderd pond c- kneedexplosieven omgetoverd ineen kale woestenij vol gevelde bomen, boomstronken, kapotte pallets,lege conservenblikken, doorweekt karton, Kool-Aid-verpakkingen,reepwikkels en modder. Nu zaten ze te wachten, en Hawke maakte zichzorgen.
Er waren ook minder belangrijke problemen dan de competentie van Mellas. Een ervan was dat de heuvel op het uiterste bereik van de een-zame -millimeter houwitserbatterij van vuursteunbasis Eiger lag,ruim tien kilometer naar het oosten. Dit probleem stond in verband methet wachten, want voordat ze in de vallei ten noorden van Matterhornkonden worden gedropt, moesten ze wachten op de komst van Golf Bat-terij, de artillerie-eenheid die de intussen kale heuveltop van Matterhornmoest bezetten om dekking te geven aan de infanteriepatrouilles diebuiten het bereik van het beschermende geschut van Eiger opereerden.
Voor het hoofdkwartier was het allemaal heel simpel en overzichtelijk.
De Alfa en Charlie Compagnie trekken als eersten de vallei in. Als ze buiten het bereik van de artilleriedekking van Eiger komen, wordt deGolf Batterij naar Matterhorn overgebracht. De Bravo en Delta Com-pagnie vervangen de Charlie en Alfa Compagnie in de vallei, maar zeworden nu beschermd door de artillerie op Matterhorn. Hierdoor kanhet Eerste Bataljon verder naar het noorden en westen oprukken endoorgaan met het aanvallen van het ingewikkelde netwerk van wegen,paden, voorraadplaatsen en veldhospitalen die de 2ste en 2ste Di-visie van het nva ondersteunden.
Wat niet in het plan was opgenomen, was de nva-eenheid die met het accurate vuur van een . machinegeweer de eerste ch-6 had neerge-schoten die Matterhorn probeerde te bereiken. De helikopter was bran-dend op een naastgelegen heuvel neergestort die de mariniers van deBravo Compagnie meteen tot Helicopter Hill hadden omgedoopt. Dehele bemanning was omgekomen.
Sindsdien waren de wolken maar één keer opgetrokken, vier dagen eerder, toen een andere helikopter van Marine Air Group  vanuit dezuidelijke vallei moeizaam door de ijle lucht de landingszone op Mat-terhorn had weten te bereiken. Hij had wat voedsel en manschappengebracht en was vertrokken met een stel nieuwe kogelgaten en een ge-wonde laadmeester. Kort daarna kwam er bericht dat mag- wilde datde mitrailleurpost werd uitgeschakeld voordat de Golf Batterij werd in-gevlogen, met name omdat er bij die operatie loodzware houwitsers on-der de benodigde helikopters zouden hangen die toch al moeite met dehoogte hadden, helikopters die nauwelijks in staat zouden zijn om kogelste ontwijken. Dat probleem had samen met een andere zorg van Hawke,de moessonregen en de bewolking die luchtsteun en herbevoorradingonmogelijk maakte, het tijdschema voor de operatie al met drie hele da-gen vertraagd en de toorn gewekt van luitenant-kolonel Simpson, ra -dio code Big John Zes, de commandant van het Eerste Bataljon.
Hawke hield op met tekenen en tuurde de steile helling af. Mistflar- den onttrokken de grijze muur van het oerwoud aan het oog, vlak achterde grillige prikkeldraadversperring aan de rand van het vrijgemaakte ter-rein. Hij stond vlak achter de linie van mangaten van het eerste peloton,dat hij kort daarvoor had overgedragen aan zijn grootste bron van zorg,tweede luitenant Waino Mellas van de reservisten van het Korps Mari-niers. Een van de voorposten had zojuist gemeld dat de patrouille vanMellas was gepasseerd, over de heuvelrug tussen Matterhorn en Heli-copter-Hill en dat ze over enkele ogenblikken binnen konden komen.
Hawke wilde weten wat voor indruk Mellas maakte wanneer die uitge- put was na een zenuwslopende patrouille die niets had opgeleverd.
Hawke had lang geleden geleerd dat het er tijdens een gevecht om ginghoe mensen handelden als ze uitgeput waren.
Hawke was tweeëntwintig, hij had sproeten en vol donker haar met een zweempje rood dat bij zijn grote, rode snor paste. Hij droeg eengroen sweatshirt, binnenstebuiten zodat de stof er vaal en vuil uitzag.
Er zaten zweetvlekken en donkere vegen van zijn scherfvest op. Zijnbroek zat vol aangekoekte modder en in een van de knieën zat eenscheur. Op zijn hoofd droeg hij een vechtpet, de slappe camouflagehoedwas volgens hem meer iets voor mensen die stoerder wilden lijken danze waren. Hij bleef de bosrand afspeuren, zijn ogen schoten heen enweer in het zoekpatroon van de door de wol geverfde veteraan. De hel-ling was zo steil dat hij over de boomtoppen heen de donkere wolkenlaagkon zien die een vallei ver onder hem aan het oog onttrok. Die valleiwerd aan de noordkant begrensd door een andere bergketen, net zoalsMatterhorn door een bergkam in het zuiden. Ergens in die vallei in hetnoorden had de Alfa Compagnie even daarvoor vier doden en acht ge-wonden moeten incasseren. Het was te ver weg geweest voor effectievevuursteun van Eiger.
Hawke slaakte een diepe zucht. Tactisch gezien stond de compagnie er alleen voor. Hulp was een heel eind weg en ze stonden op het puntom met alle drie de pelotons in actie te komen, onder leiding van eenstel uit de klei getrokken groentjes. ‘Krijg de tering,’ zei hij zachtjes enhij gooide de stok tussen de gerooide bomen en struiken die de lan-dingszone scheidden van de reeks mangaten die dat stuk dekking moes-ten geven. Op dat moment schoot het bluegrassdeuntje dat hij al de heledag niet uit zijn hoofd kon krijgen hem weer te binnen. Hij hoordevoortdurend de Country Gentlemen, hoge zang, de snelle vingers vanCharlie Waller op gitaar, die zongen over een vroege expeditie naar detop van de Matterhorn in Zwitserland waarbij alle leden waren omge-komen. Toen Hawke zijn handen tegen zijn oren drukte om er een eindaan te maken, smeerde hij de pus van de open wond op zijn hand overzijn rechteroor. Hij veegde zijn hand af aan zijn smerige broekspijp,waarbij de nieuwe pus zich vermengde met oude, bloed van platgedruktebloedzuigers, gemorst vet uit een blikje spaghetti met vleesballetjes, devochtige klei en plantenresten die het uit elkaar vallende katoen van zijncamouflagekleding bedekten.
Een voor een kwamen de mannen van de patrouille tevoorschijn uit het oerwoud, voorovergebogen, doorweekt door regen en zweet. Hawke

Source: http://www.meulenhoff.nl/data/bin/dl/a4ffe778e138b3_10017_4f29125823c25_Voorpublicatie_matterhorn,%20K_low-res.pdf

someplacethatiselse.net

Buffy The Vampire Slayer Buff The Vampire Sla er The town is dark and quiet. Everyone has gone home for theThe to n is dark and uiet Ever one has gone home for thenight. We PUSH IN on the house. Again, dark and quiet. e PUSH IN on the house Again dark and uiet "My life closed twice before it's M life closed t ice before it sclose/ It yet remains to see. INT. BUFFY'S BEAR RIVER

Microsoft word - confused and aggressive patients.doc

Guideline: Care of Confused and Aggressive Patients (Some of these features are present in terminal agitation, see the Integrated Confusion is common in patients with advanced cancer. Up to 20% of hospitalised cancer patients have organic mental disorders. More than 75% of terminally ill cancer patients become confused at some stage. Aggression may be a feature of confusion in any patient, howe

Copyright © 2008-2018 All About Drugs